Verstoten uit het paradijs - Ko van Geemert
Wandelen in het verleden
Ko van Geemert zet Indische Letteren letterlijk op de kaart
Wie in Indonesië of Nederlands-Indië is opgegroeid weet: buiten lopen doe je niet. Te warm! Terlalu panas! Wil je van A naar B (op zich al vaak een dom besluit) en het is meer dan 50 meter, dan neem je een becak (fietstaxi). Of de bemo (stadsbusje), of een motortaxi. Lopen, dat doen alleen armoedzaaiers en schoolkinderen. En gekken natuurlijk, zoals de blanken. Die lopen, net zoals de Mad Dogs and Englishmen uit Noël Cowards lied, overvloedig transpirerend door de stad.
Ik keek dan ook eigenlijk niet zo vreemd op toen ik Verstoten uit het paradijs ter bespreking ontving, een boek gewijd aan literaire stadswandelingen op Java. De schrijver van dit boek, Ko van Geemert, wandelde eerder literair door Willemstad en Paramaribo en voltooit met Verstoten de trilogie van schrijverswandelingen door voormalige kolonies.
En het is een rijke oogst aan literaire citaten die hij voor ons uitstrooit tijdens de beschreven wandelingen door steden op Java. Behept met een Indische jeugd die zich niet laat afschudden is het boek voor mij afwisselend een feest van herkenning, een zee van heimwee en bij tijd en wijle een storm van verdriet. 150 schrijvers, van A. Alberts tot Aya Zikken komen aan het woord in zeven wandelingen, drie door Jakarta en twee elk door Surabaya en Bandung.
De Indische Letteren kenmerken zich door een losse stijl van schrijven, ontstaan doordat men gewend was 'brieven naar huis' te schrijven. Ook nu laten de geciteerde teksten zich daardoor nog goed lezen, het zijn directe berichten voor het thuisfront van een voor de schrijver vaak vreemde en exotische werkelijkheid.
De ca. 250 fragmenten zijn voorzien van meer of minder uitgebreide bio's van de geciteerde schrijvers, wat bij de eerste wandeling onvermijdelijk vertragingen zal veroorzaken omdat veel schrijvers dan voor het eerst genoemd worden en daar direct worden voorzien van hun personalia. Hopelijk is men dan in de buurt van een cendol-stalletje om even wat te drinken tijdens het lezen.
Of het wandelen door Jakarta aan te raden is, laat zich overigens betwijfelen, de stad is anno 2020 eigenlijk onleefbaar door de combinatie van hitte, verkeersoverlast en luchtvervuiling. Het op hoogte gelegen Bandung en de royaler gebouwde handelsstad Surabaya zijn vermoedelijk ook nu nog beter behapbaar.
Maar Verstoten uit het paradijs is – denk ik – voor veel wat oudere lezers zoals ik ook meer een boek om in gedachten mee rond te wandelen in het verleden dan er in werkelijkheid mee op pad te gaan.
Jakarta is ook veranderd, zoals Paula Gomes al in 1975 schreef: ’Tevergeefs probeerde ik de stad van vroeger te herkennen. Vrijheidsbeelden en pompeuze gebouwen - prestigeobjecten die de nationale trots hadden moeten aanwakkeren – hadden er een vreemde stad van gemaakt. Een wereldstad zonder karakter, van willekeurig ieder ander land. Alleen de straten, de wegen, dat was de grond waarover ik vroeger gegaan was.’
Toch is er voor de volhouder nog wel historie terug te vinden, laat Van Geemert zien. Zoals café Batavia op het Stadhuisplein (nu Taman Fatahillah). Op dat Stadhuisplein zag Justus van Maurik op 30 juli 1896 de executie van de Chinese moordenaar Tjoe Boen Tjiang onder het motto 'ik wil wel eens een proef nemen pf mijn zenuwen tegen zoo'n emotie bestand zijn'. Er volgt een nauwkeurig verslag van de gebeurtenis:
’De beul, een inlander in de uniform van politie oppas, met witte broek, staat, evenals zijn helper, onverschillig voor zich uitkijkend bij de galg.’ De moordenaar hoort het aan hem voorgelezen vonnis met opgericht hoofd aan, ’neemt het eindje sigaar uit den mond, doet er nog een paar flinke halen aan, blaast, langzaam genietend, den rook uit en werpt het dan met een korte handbeweging achter zich op den grond.’ Met grote waardigheid bedankt hij vervolgens de aanwezige assistent-resident voor de humane behandeling tijdens zijn gevangenschap en ’begeleid door de scherprechter bestijgt hij met vasten tred de trappen die naar den dood leiden. Zwart en dreigend verheft zich de galg – ‘ (Justus van Maurik – Indrukken van een totok). Dat plein is er dus nog.
Maar waar het beroemde Hotel des Indes stond, is nu supermarkt Carrefour. Ook sociëteit de Harmonie is tegenwoordig niet meer dan een plek waar het gebouw gestaan heeft. Maar al kijkend naar die plek kan men het dankzij Van Geemert weer zien door de ogen van Bas Veth, Heinz Polzer, Margaretha Ferguson, Willem van Rees en Tjalie Robinson.
Is het Jakarta van vroeger vooral herinnering geworden, in Bandung zijn wat meer historische gebouwen nog te zien, zoals bijvoorbeeld hotel Homann en de winkelstraat Bragaweg (nu Jalan Braga).
En in Surabaya, mijn stad, is ook nog heel wat van Toen Vroeger te bezichtigen. De winkelstraat Tunjungan natuurlijk waar vroeger de boekhandels Kolff en Van Dorp hun plek hadden, en verschillende warenhuizen gevestigd waren (Toko Nam, Toko Piet, Toko Aurora), en even verderop restaurant Hellendoorn en tot op heden ijssalon Zangrandi, beroemd om zijn tutti-frutti-ijs.
Van Geemert's Surabaya-wandeling eindigt bij de Simpang Societeit ( alt 137), ooit een plaats voor Europees vertier, maar sinds 15 oktober 1945 voor oud-Indischgasten de plek waar de tegelvloer rood zag van het bloed van de Indische jongens en mannen die hier gemarteld en doodgeslagen werden door de pemuda's (Indonesische revolutionaire jongeren) van Bung Tomo die er zijn hoofdkwartier had.
Verstoten heeft een inleiding van John Jansen van Galen, die kans ziet in vier pagina's een goed beeld te schetsen van 350 jaar Nederlands-Indische geschiedenis en daarbij enkele tegenwoordig vaak gehoorde opvattingen omverkegelt: Het is een cliché dat Nederland 350 jaar over de Indische archipel heeft geregeerd. Tot minstens halverwege de negentiende eeuw bestond die 'heerschappij' uit een netwerk van handelsposten en (soms met geweld afgedwongen) handelsovereenkomsten met inheemse machthebbers (…) Per saldo heeft het volledige Nederlandse bewind slechts een halve eeuw geduurd.’ Waarvan akte.
Verstoten uit het paradijs is het indrukwekkende resultaat van wat een omvangrijk documentatie-project geweest zal zijn. Ko van Geemert heeft de Indische Letteren er letterlijk mee op de kaart gezet.
Hans Vervoort
De auteur
Ko van Geemert (17 juli 1950, geboren en nog steeds woonachtig in zijn geboortewoning aan de Plantage Kerklaan in Amsterdam) is vooral bekend door zijn boek De Plantage – Een literaire wandeling, verschenen in 2015 bij uitgeverij Bas Lubberhuizen. Hij beschrijft de plantagebuurt van 1840 tot 1940 en kreeg daarvoor de Andreaspenning. In 2009 schreef hij Paramaribo brasa! en in 2013 met Jan Brokken Dushi Willemstad bij dezelfde uitgever. Onder de naam G.H. van Geemert publiceert hij gedichten. De laatstverschenen dichtbundel verscheen in september 2020: Nog altijd afwezig – Gedichten van vroeger, geschreven in de periode van 1973-1998. Over jeugdherinneringen van Jeroen Krabbé en de ontmoeting met zijn vrouw Herma in Bergen schreef Van Geemert in 2018 ‘Steentjes tellen in Bergen’ voor de bundel Hier is zon, zee en zand – Schrijvers over Bergen en Schoorl – Van Nicolaas Beets tot Adriaan van). Dis (uitgeverij Conserve).
Ko van Geemert – Verstoten uit het Paradijs - Jakarta, Bandung en Surabaya door de ogen van schrijvers, met illustraties en zeven routeplattegrondjes, ISBN 978 94 6226 386 4, uitgeverij Dato, 256 pagina’s, € 24,95, oktober 2020