Tribal Memories and the Confusing Numbers in the Old Testament - E. Kas
De traditionele verhalen zijn niet zo zwaar, maar wel moeilijk te begrijpen
Verwarring en vragen probeert de auteur te ’ontleden’ en te beantwoorden
Het boek Tribal Memories bracht mijn zoon voor me mee, ‘lijkt me iets voor jou’. En dat klopte. Het was best lastig, maar ik heb het met veel belangstelling gelezen, ook al ben ik geen deskundige betreffende het Oude Testament en ook niet op archeologisch gebied. Van het boek heb ik veel geleerd, met name door de manier waarop Kas de verhalen uit het Oude Testament aan elkaar verbindt en weet te plaatsen in een context.
Over de auteur
Over de auteur is weinig te vinden. Achter in het boek staat dat Kas als archeoloog is afgestudeerd in Leiden, met als studieobject de volksverhuizingen in het noorden van Syrië tijdens het laat Neo-Litische tijdperk (dat is de tijd van aartsvader Abraham).
Tribal Memories wekt door het enorme aantal voetnoten en de zorgvuldige verwijzingen de indruk dat het is geschreven als doctoraalscriptie, maar dat wordt nergens vermeld.
Ontleden verwarring en vragen
De verschillende boeken (delen) van Oude Testament (OT) lijken op tamelijk gedetailleerde chronologische beschrijvingen van werkelijke gebeurtenissen. Maar zijn ze dat ook? Het OT roept veel vragen op. Mag je conclusies aan het OT verbinden betreffende het ontstaan van de staat Israël? Hebben Abraham Izak en Jacob echt zulke grote reizen kunnen maken? Is het Exodusverhaal echt gebeurd en zo ja, wanneer dan? Heeft Jozua echt zoveel steden ingenomen en alle inwoners om zeep geholpen? Stamde David echt af van Mozes?
Als je je verdiept in de genoemde leeftijden van mensen, in de op verschillende plaatsen soms anders aangegeven aantallen jaren of in het aantal generaties tussen gebeurtenissen of als je kijkt naar de lengte van de stambomen, dan kom je al gauw tot de conclusie dat er iets niet klopt.
De verhalen zijn eeuwenlang mondeling doorgegeven voor ze op schrift werden gesteld, er kan dus in de loop van de tijd van alles in zijn veranderd bij het doorgeven voor het op schrift werd gesteld. En bij het opschrijven was de kans groot, dat de context een beetje werd aangepast aan de situatie op dat moment. Politiek wenselijke zaken kunnen gemakkelijk door de tekst heen zijn verweven. Dus wat er staat kan gewoonweg niet. Of toch?
De verwarring en de vragen die daardoor ontstaan, probeert de auteur te ontleden en te beantwoorden door de delen van het OT te vergelijken met elkaar, met wetenschappelijke artikelen, met bewijzen uit opgravingen en met steles, grafversieringen en geschriften uit andere (oude) bronnen, zoals de Menepta-stele en de Amarna-brieven.
Tekst op achterzijde omslag:
‘Bijna alles wat we weten over het vroege Israël, zien we vanuit de tijd van de Koningen, met andere woorden het is pas vastgelegd gedurende het tweede deel van de IJzertijd. Omdat Israël al wordt genoemd op de stele van farao Menepta, gaat dit boek uit van de veronderstelling, dat het vroege Israël al bestond in het Bronzen Tijdperk (in de 13de eeuw voor Christus). Een stam die woonde in Kanaän. Dat zou inhouden, dat Israël is ontstaan voor het IJzertijdperk en vanaf het laatste deel van het Bronstijdperk kan worden gezien als een stam met een eigen cultuur.’
Samenvatting
Kas vindt het vanzelfsprekend dat oraal doorgegeven verhalen in de loop van de tijd veranderen. Oude plaatsnamen en namen van koningen kunnen zijn veranderd naar eigentijdse om het verhaal duidelijker te maken voor de toehoorders. Maar ook politieke doelstellingen en propaganda zouden kunnen leiden tot veranderingen in een verhaal. Maar, stelt hij, als binnen een stam een verhaal van generatie op generatie mondeling wordt doorgegeven, blijft de essentie meestal overeind. Het is een ‘tribal memory’, een gezamenlijke culturele herinnering.
Hij noemt 5 karakteristieken waaraan je kunt herkennen of een verhaal een weergave is van de (culturele) herinnering van een stam, of dat propaganda er een rol in speelt. Een stamherinnering herken je aan:
-
Geen enkele behoefte om iets te benadrukken.
-
Geen moralistisch taalgebruik.
-
Gebrek aan detail.
-
Geen claims dat het de waarheid is.
-
Weinig of geen precisie in de chronologie.
Zijn stelling: een culturele overlevering is wat anders dan een historisch bewijs betreffende een gebeurtenis in het verleden, maar wat het verhaal wil overbrengen is wel goed overgekomen tijdens de mondelinge overlevering.
Stam van Levi
In het geval van het OT is die zekerheid zelfs nog wat groter, omdat de doorgave was toegewezen aan een zeer select gezelschap uit de stam van Levi. Wat veranderd kan zijn, zijn secundaire details. Daarmee bedoelt Kas aanpassingen in tijd, plaats of context om het verhaal begrijpelijk te maken door het in te passen in de eigen tijd.
De vraag wat er waar kan zijn van de data en van andere getallen in het OT, pakt Kas aan als een puzzel. Hij bekijkt van heel verschillende kanten of de chronologie zou kunnen kloppen, door de verhalen te vergelijken met oude geschriften uit de omringende landen en uit de archieven van Egypte, Griekenland en Rome. Om verschillen te verklaren zoekt hij of plaatsnamen die in het OT worden genoemd, mogelijk eerder een andere naam hadden, of namen van farao’s en koningen mogelijk verwijzen naar een dynastie in plaats van een persoon, of in het OT genoemde perioden van oorlog of hongersnood overeenkomen met gebeurtenissen waarvan de datering bekend is.
Hij vergelijkt met de aanduidingen op zeer oude steles en in graftomben. Hij volgt de in het OT beschreven reizen en ervaringen van Abraham, Izak, Jacob en Jozef en plaatst die in de context van de steden, stammen en volkeren in de landen waar zij doorheen trokken: Syrië, Kanaän en Egypte. De inzichten die deze verschillende invalshoeken opleveren qua perioden waarin de verhalen speelden, komen na enig uitzoek- en rekenwerk verbazingwekkend goed overeen met de jaren en perioden die genoemd worden het OT.
Aartsvaders
Kas volgt de routes die de aartsvaders Abraham, Izak en Jacob volgden en toont aan dat er in die tijd grote verhuizingen plaatsvonden van stammen die vanuit noord Syrië trokken naar Kanaän en soms (tijdelijk) verder naar Egypte. In de tijd dat Jozef (en later Jacob) naar Egypte gingen, immigreerden veel stammen uit Azië (waar de Egyptenaren destijds Kanaän mee bedoelden) om de hongersnood te ontvluchten. Waarschijnlijk ook de stam van Jacob, die toen uit hoogstens 70 leden bestond. Het is volgens Kas aannemelijk dat die stammen zich vestigden in de oostelijke kant van de Nijldelta bij Avaris (toen het OT werd opgeschreven hadden de steden de namen Pithom en Ramses) en zich daar onderling vermengden en ook contact hielden met ‘achterblijvers’ in Kanaän. In het begin leefden deze Kanaänieten temidden van en samen met lokale stammen, maar dat veranderde in de loop van de tijd, toen veel werkkracht nodig was voor de megaprojecten van een nieuwe dynastie (in het OT genoemd als ‘de farao die Jozef niet kende’). Daardoor ontstond een omgekeerde trek, steeds meer stammen gingen naar Kanaän, waarschijnlijk in totaal een paar duizend mensen. Waaronder ook de stam van Jacob, die toen een paar honderd mensen groot zal zijn geweest. Het aantal van 400.000 mensen, dat het OT noemt, kan niet waar zijn. Heel Egypte had in die tijd maar 2 miljoen inwoners, de streek waar de Kanaänieten woonden had (totaal) ca. 30.000 inwoners. De Exodus betreft dus maximaal een paar duizend mensen en zal waarschijnlijk stam voor stam, geleidelijk of in etappes zijn verlopen. Het getal 400.000 is er bij het op schrift vaststellen van het OT waarschijnlijk ingeslopen, omdat het overeenkomt met de toenmalige omvang van de bevolking van Israël.
Exodus
Zeer waarschijnlijk verliep de Exodus dus anders dan de beschrijving in het OT, dat pas werd opgeschreven in de periode dat de stam Juda heerste over het noordelijke en zuidelijk deel van Kanaän. De toen heersende koningen graag wilden dat er één nationale identiteit, één gezamenlijke voorgeschiedenis zou bestaan om de samensmelting van de verschillende stammen en volken te bevorderen, die woonden in het vanuit Juda overheerste land. De manier waarop de Exodus in het OT is vermeld, zou een propagandarol kunnen vervullen bij het creëren van een nationale identiteit en van nationale wetgeving. Zoals het verhaal van de pilgrim fathers in de USA.
Een centrale rol in het boek speelt de tijd van de Exodus. Wanneer was die? De bouw van de Tempel door koning Salomon geeft een houvast. In het OT worden 400, 450 en 480 jaar genoemd als de periode tussen de Exodus en de tempelbouw. Kas ontdekt dat die getallen, hoewel ze verschillen (toch) kunnen kloppen, het ligt eraan hoe je begin en eind van de periode definieert. Het Exodus-verhaal speelt gedurende een lange periode, neem je daar het begin van of het eind? De tempelbouw begon in het derde regeringsjaar van Salomo en zes jaar later was de tempel gereed. Hoe tel je dat eerste regeringsjaar? Hoe past dit in de cyclus van jubeljaren? Klopt het dat constructiewerk aan een tempel vaak direct na (of in) een jubeljaar werd gestart en dat de (her)opening werd gevierd in het eerstvolgende sabbatsjaar? Kas vindt aanwijzingen dat de jubeljaarcyclus begon in 1447-1446 BC en dat begin of het eind van de Exodus dus rond die tijd moet zijn geweest. Dat plaatst de slavernijperiode in de tijd van de farao’s Tuthmoses III, Amenhoteb II Tuthmoses IV (Achnaton) en Tuth Ankh Amon. Uit opgravingen is gebleken dat in die periode grote projecten met gebakken stenen werden uitgevoerd in de oostelijke Nijldelta tot bij Gaza. De Exodus zou dan kunnen zijn geweest in de periode erna (vanaf Sethi I), toen Egypte zijn greep op Kanaän begon te verliezen. De onderdrukten zouden in Kanaän een veilig heenkomen kunnen vinden en dat plaatst de Exodus in de regeerperiode van Hatshepsuth/Hatsjepsoet.
Habiru-Apinu-Hebrew
In Kanaän aangekomen vanuit Egypte komen de stammen terecht in een bewoond gebied, waar belangrijke steden het voor het zeggen hebben. Ze worden gezien als rondtrekkende roversbenden en worden in diverse geschriften vermeld als ‘Habiru’ of ‘Apiru’ (voorlopers van het woord ‘Hebrew’). Na verloop van tijd, bereikt een groep Habiru een overeenkomst met de belangrijke stad Shechem in noord Kanaän. Ze vermengen zich en samen vormen ze een macht, waar andere steden zich bij aansluiten: het noorden van Kanaän krijgt vorm als land. Het wordt (vanuit Shechem) geleid door rechters (Richteren) en later door koningen. Jeruzalem had in het zuidelijk deel van Kanaän ook een bondgenootschap met een aantal steden en was de aartsvijand. Het OT beschrijft de verovering van het land door Jozua, maar historisch gezien kan dit beter worden uitgelegd als een strijd tussen Shechem en Jeruzalem. Ook uit de ‘Amarna brieven’ komt naar voren dat er geen sprake kan zijn geweest van ‘verovering van het land’. Het Jozua-verhaal is pas veel later aan het OT toegevoegd, waarschijnlijk om de eenheid van Israël te propageren.
‘Zee Volken’
Ongeveer in dezelfde periode dat de ‘Aziatische’ stammen zich vestigden in Kanaän, kwamen er ook anderen, mogelijk afkomstig uit Klein Azië, de Balkan, Italië, Noord-Afrika of zelfs uit Midden-Europa. In oude geschriften worden ze de ‘Zee Volken’ genoemd. Deze nauwelijks met elkaar verbonden groepen van immigranten waren tussen 1192 en 1177 BC (waarschijnlijk) verantwoordelijk voor de vernietiging van Troje, Mycanae, Ugarit, Hazor, Megiddo, Ashdod etc. Later werden ze door het leger van Ramses III aangevallen en overwonnen. Ze werden door Egypte samengevoegd genoemd onder de naam Peleset. Verbasterd tot Filistijnen, voorvaderen van de huidige Palestijnen. De naam ‘Filistijnen’ wordt pas in documenten genoemd van na 1125 BC. Eerdere vermeldingen van Filistijnen in het OT zijn waarschijnlijk onjuist en toe te schrijven aan de tijd waarin het OT op schrift werd gesteld (6de en 7de eeuw BC).
Kas eindigt het boek met het volgende (ingekort): ‘Het is zeer waarschijnlijk, dat pas na de val van het noordelijke koninkrijk van Israël, Juda dominant werd als de bewaarder/conservator van de historie van Israël en dat op een gegeven ogenblik de Judese elite alle rondcirkelende verhalen heeft samengevoegd tot een pan-Israëlische geschiedenis, inclusief de zogenaamde verovering van Kanaän, met het doel het creëren van een eenduidige zelfidentiteit. Met dit in gedachten kan de verrijzing van Israël worden opgevat als een proces van ethnogenese, waarin heldendaden, religieuze ervaringen en verhalen over voorvaderlijke vijanden konden bijdragen aan de cohesie binnen de groep. Elk van deze traditionele verhalen kan zijn gebaseerd op werkelijke geschiedenis, waarvan de details ons ontsnappen omdat ze bij het vertellen en opschrijven zijn aangepast aan de toentertijd heersende sociale moraal. Dit maakt deze traditionele verhalen niet onwaar, maar wel moeilijk te begrijpen.’
Jan Engelbregt
E. (Eppo) Kas – Tribal Memories and the Confusion Numbers in the Old Testament, eigen uitgave (bij Bol.com staat Gnosis als uitgever genoemd), ISBN 9 798 718 3015 71, 359 pagina’s, 2021, prijs bij Amazon $ 50, bij Bol.com uitverkocht.