Smeulend vuur - Arnaldur Indridason
Oud-politieman Konrád ontrafelt de geboorte van Valborgs kind
Waar heeft vroedvrouw Sunnefa de baby ondergebracht?
In de 21ste thriller van Indridason komt de gepensioneerde politieman Konrád weer terug. Hij is benaderd door Valborg, een vrouw die 47 jaar geleden een kind ter wereld bracht. Onbekend is of het een jongetje of een meisje is. Sunnefa, de vroedvrouw die het kind ter wereld heeft geholpen, zou het hebben geweten, maar zij leeft niet meer. Valborg wil dat Konrád uitzoekt of het kind nog leeft en hoe het ermee gaat. Dat vertelt ze hem in een zaal van het museum Asmundarsafn in Reykjavík, waar ze op een bank zit vlakbij het beeld Moederliefde van een moeder, die vol liefde kijkt naar haar kind dat op haar knieën zit. Valborg heeft niet lang meer te leven, maar helaas zegt Konrad dat hij niet weet hoe hij het zoeken van haar kind moet aanpakken. Volgens hem kan ze de zaak beter laten rusten. Op de vraag waarom ze het kind ter adoptie heeft aangeboden, krijgt hij geen antwoord. Ze is teleurgesteld dat hij haar niet verder kan helpen. Ze heeft hem niet verteld dat ze alvleesklierkanker heeft.
Dan wordt Konrád gebeld door zijn opvolgster bij de politie Marta, die fanatiek e-sigaretten met vanillesmaak rookt en zegt dat zij zijn telefoonnummer heeft gevonden op het bureautje van Valborg. Ze vertelt hem dat Valborg vermoord is. Vermoedelijk gestikt in een plastic zak, waarna haar haar appartement op de tweede verdieping van de woonflat overhoop is gehaald. Met name geld en sieraden zijn gestolen. Konrád is geschokt en voelt zich schuldig dat hij Valborg niet heeft geholpen, gaat naar de plaats delict en praat met de bewoners van de flat. Een van hen, een vrouw die een verrekijker in huis heeft, meent dat ze regelmatig een lichtflits ziet aan de rij flats van vijf verdiepingen aan de overkant, van een verrekijker of een spiegel. Het moet een gluurder zijn, dat zal dezelfde zijn die anoniem aan de politie heeft doorgegeven dat Valborg vermoord is, vermoedt Konrad. Hij zoekt de oudere gluurder Emanúel op.
Konráds kennis Eygló, dochter van medium Engilbert, heeft recent haar vriendin Málfridur begraven. Ze was lid van de Society voor Psychical Research, maar bij de begrafenis was niemand van hen te bekennen. Hoewel Málfridur zei zelf niet over mediamieke gaven te beschikken, was ze wel getrouwd geweest met een medium en ze hoopt dat Eygló ervoor openstaat om haar boodschappen te ontvangen als ze is ‘overgegaan’ na haar overlijden. Ze hebben het er al eerder over gehad. Een opdringerige man vraagt in het portaal van de kapel of er een seance komt. Eygló zegt dat ze daar nog over wil nadenken. De man vertelt dat haar vader Engilbert tijdens een seance vlak voor zijn dood Hansína, een weduwe uit Hafnarfjördur, geld afhandig maakte. Dat moet ergens eind jaren zestig gebeurd zijn. Zij is niet het enige slachtoffer want ook Stella Bjarnadóttir was een slachtoffer. Zij had haar man en enige zoon verloren en werd door Engilbert gechanteerd en Konrád’s vader deed eraan mee. In spirituele seances deed Engilbert of hij contact had met haar man en zoon.
Konrád’s vader leverde daarnaast ook clandestien sterke drank aan de horeca. Stella’s neef die net als zijn vader accountant is zegt dat zijn vader zo boos was op de twee dat hij ze wel had willen vermoorden. Zoals ook een jaar later gebeurd is met Konrád’s vader die omkwam bij een steekpartij bij het slachthuis (Engilbert verdronk nadien). De vader van de accountant had gezegd dat hij hem ‘neer wilde steken als een dolle hond’. Engilbert was overigens voor Eygló wel een dierbare vader. Als ze problemen had kon ze met hem praten en niet met haar moeder. Bovendien hadden ze beiden bijzondere spirituele gaven.
Wat ook bijzonder is dat in december 1971 kort voor de brand op een dansavond na sluitingstijd van discotheek Glaumbaer een meisje is verkracht. Zou het Valborg geweest kunnen zijn? Ze heeft daar niets over verteld.
Ondertussen is Hallur aangehouden. Hij had een verhouding met zijn schoonzus, maar zijn vrouw Glóey is zijn verslaving en handel in drugs meer dan zat. En de relatie met haar zus Begga, die heel toevallig in de flat onder Valdor woonde, waarvan Glóey niets wist toen ze in het ziekenhuis lag. Zij heeft een verband om haar hoofd en een arm in het gips, haar manliep had geen schrammetje op bij een auto-ongeluk. Hij, Hallur, heeft overal schulden, vertelt ze. Later ontkent ze het hele verhaal tegenover de politie, misschien om hem vrij te krijgen of omdat hij haar heeft geïntimideerd vanuit het huis van bewaring.
Konrád heeft gehoord dat verloskundige Sunnefa grote stampij heeft gemaakt tijdens de haar studie aan de vroedvrouwenschool van het Rijksziekenhuis. Ze ging tekeer tegen een vrouw die haar kind wilde laten weghalen. Vanuit haar geloof, ze was lid van de christelijke sekte, de Schepping, kan ze dat niet accepteren. Het is de reden waarom ze van de opleiding is afgegaan. Ze heeft het kind van Valdor laten adopteren, Valdor wilde het geslacht niet weten. Zou het mogelijk een kind zijn van de verkrachting, vermoedelijk van Isleifur? In Valdors appartement vindt Konrád nog een aantal krantenknipsels die Valdor heeft verzameld. Een aantal gaan over een farmaceutisch bedrijf dat door dochter Klara en haar vader Bernódus is verkocht voor een groot bedrag. De dochter – die ongeveer de leeftijd kan hebben van 47 à 50 jaar, en mogelijk Valdors kind zou kunnen zijn – wordt in de krant geïnterviewd over haar zakelijke succes. Heel toevallig ziet Konrád Isleifur een riant kantorenverblijf binnenlopen waar ook het farmaceutische bedrijf, geleid door de nog redelijk jonge vrouw Klara, gehuisvest is. Zou het een met het ander te maken hebben? Konrád blijft doorbijten tot hij het antwoord weet.
Het verhaal van Indridason is hier en daar erg ingewikkeld omdat hij veel IJslandse namen gebruikt, die niet gemakkelijk te onthouden zijn. Maar in de laatste honderd pagina’s lijkt het kwartje te vallen hoe het boek verder afloopt. En daarin toont Arnaldur Indridason zich heer en meester, doordat hij zijn speurder Konrád met vasthoudendheid de zaak laat oplossen. Iets dat zijn opvolgster Marta af en toe tot ontzetting brengt en misschien ook jaloezie, maar zonder hem lijkt de oplossing ook een onmogelijke zaak.
De auteur
Arnaldur Indridason (Reykjavík, 1961) is historicus en schrijver. Hij won de Martin Beck Award voor de beste thriller in Noord-Europa en de CWA Gold Dagger Award, ’s werelds belangrijkste prijs voor het spannende boek. Van Indridasons boeken zijn wereldwijd vijftien miljoen exemplaren verkocht.
Arnaldus Indridason – Smeulend vuur (in IJsland in 2019 verschenen als Tregasteinn bij uitgeverij Forlagid) werd vertaald uit het IJslands door Adriaan Faber, 302 pagina’s, ISBN 978 90 214 2283 1, € 21,99, oktober 2021