Salomons oordeel - Robert Vuijsje
Onvermijdelijke consequenties van een multiculturele samenleving
Leerzaam handboek, maar Max Cohen mist toch relativering in huidskleur-zaken
Robert Vuijsje, zoon van journalist Bert Vuijsje en vertaalster Sheila Vuijsje-Gogol, groeide op in het keurige Amsterdam-Zuid. In 2008 schreef hij de in deze buurt gesitueerde roman Alleen maar nette mensen die goed werd ontvangen maar weinig opzien baarde totdat vanuit de Bijlmer protest kwam tegen de als racistisch beschouwde tekst in het boek. Want Vuijsje’s hoofdpersoon David Samuels, zelf joods maar vanwege zijn zwarte haar vaak gezien als Turk of Marokkaan viel op Surinaamse vrouwen, onder meer vanwege hun dikke billen. Surinaamse vrouwen zijn méér dan hun billen werd Vuijsje verweten en de landelijk opwaaiende discussie deed het boek goed: het werd 200.000 keer verkocht.
Vuijsje ging net als zijn vader de journalistiek in, met etniciteit als specialisme en dan vooral de vraag hoe huidskleur je identiteit bepaalt. Na 10 jaar huwelijk met een Surinaamse en het zien opgroeien van hun kinderen leek hem de tijd gekomen om zijn debuut een vervolg te geven. Het werd een thema-roman, deels over Joods zijn in Nederland (je toch anders voelen) maar met eigenlijk maar één hoofdonderwerp: de onderdrukking van zwart door wit. Vuijsje vertelt in Salomon’s oordeel hoe Max Cohen, een Joodse student in Amsterdam, verliefd wordt op Alissa, een Surinaamse studente uit de Bijlmer. Ze trouwen en krijgen een zoon die ze Salomon noemen. Het verhaal wordt verteld in een reeks korte scènes waar telkens het thema zwart-wit de kop opsteekt. Te beginnen met de eerste keer dat ze seks hebben:
Het is nooit goed
‘Ze waren klaar. Alissa stond op. Door een kier in de gordijnen keek ze weer naar buiten. ”Moet ik hier nou trots op zijn?” vroeg ze, met haar rug naar Max toe. “Moet ik vereerd zijn dat hij met mij wil zijn? Dat een witte man opgewonden kan worden van mij? (…) Laat me je dit vragen.” Ze pauzeerde weer. “Wie was er net de baas?”
“Dat was jij.”
“Nee,” zei Alissa. “Dat was jij.” Max beschreef alle lichamelijke handelingen die ze hadden uitgevoerd en wie daarvoor de commando’s uitdeelde. Alissa onderbrak hem. “Maakt niet uit. Ja, ik speel de baas. En dan? Waarom denk je dat ik dat doe?”
Max wist het niet. “Jij neemt wat ik heb. Wit, joods, hoe je jezelf ook noemt – jij bent een witte man die komt pakken wat ik heb. Ik zet een grote bek op, maar het is nog steeds: een witte man die mij komt pakken.” ‘
Obsessief antiracistisch
De boodschap is duidelijk: Max, de witte man is fout, wát hij ook doet of laat. Simpelweg omdat hij wit is. Als dat nu de meest eenvoudige en heldere oplossing voor de relatie tussen Max en Alissa is, kan geen lezer daar bezwaar tegen hebben. Maar Max en Alissa komen beiden uit gezinnen waar veel geruzied werd of in hun vertaling: gediscussieerd werd. Dus volgen vele hoofdstukjes waarin Max keer op keer dezelfde les moet leren: ik ben wit dus zit ik fout. Het gevolg is dat hij heel alert wordt op mogelijk disrespect van bedienend personeel als hij met Alissa in een restaurant zit, ze daarop aanspreekt en vervolgens door haar toch weer wordt terechtgewezen: ‘”Een fles plat water alstublieft,” zei Alissa tegen de ober. “Dank u wel.” En nadat de ober weg was: “Eindelijk zit ik een keer in zo’n fancy restaurant en dan doe je dit? Ben je gek of zo?” Max zei dat het hem speet. Maar ze moesten hem niet tergen. Hij was niet blind, hij zag heus wel hoe ze deden tegen Alissa en hem. “Zomaar doe je dit,” zei Alissa. “Luister dan. Je bent paranoïde.'”
Opnieuw zit Max fout: hij reageert obsessief anti-rascistisch terwijl Alissa gelouterd is door haar ervaring als zwarte vrouw in een witte maatschappij. En zo blijft hij altijd aan het kortste eind trekken in hun relatie. De scènetjes zijn door Vuijsje goed opgeschreven, zonder een standpunt in te nemen en zijn hier en daar schrijnend. Maar op den duur wordt het toch wat eentonig, die voortdurende obsessie met wit en zwart die Max’ leven beheerst. Het is een verademing als Alissa en hij een keer ruzie krijgen over Max’ rommelige manier van het vullen van de vaatwasmachine. “Lekker hè?” zei Alissa. Net alsof ze gewone mensen waren. Niet een witte man en een zwarte vrouw, maar gewoon: een man en een vrouw. Die ruzie konden maken over dezelfde problemen als alle andere mannen en vrouwen van Nederland.’
Joods of Surinaams
Als Salomon, hun zoon, zich meer Surinaams blijkt te voelen dan joods zoals zijn vader, heeft Max opnieuw een probleem. Een zoon die eigenlijk niet je zoon wil zijn omdat hij zwart is en jij wit, en die je een kankerjood noemt, hoe ga je daar mee om? Niet dus, want alles wat je doet is fout. In het van racisme-denken vervulde leven van Max is er uiteindelijk maar één plek waar Alissa en hij echt tot rust komen: in Drenthe en dan met name op de Brink van Dwingeloo. Daar zijn ze allebei vreemd.
”Weet je wat een unit is?” vroeg ze. “Dat zijn wij, met z’n drieën.'” Ze bedoelde Max en zichzelf en de jongen die aan de andere kant van de tafel op zijn telefoon zat te kijken. Gezin. Werk. School. De rest was ballast. Max had zijn zonnebril ook afgedaan, met zijn ogen dicht zat hij in de zon. ‘”Je hebt gelijk,’ zei hij. “De rest zit alleen maar in de weg.” Alissa vroeg of ze hier champagne zouden hebben. Twintig jaar hadden ze erover gedaan, maar nu keken ze op dezelfde manier naar de wereld. Die shit waar ze in Amsterdam mee bezig waren geweest, al die gesprekjes over wit en zwart en joods en Surinaams – waar ging het over?‘
De weegschaal nooit in balans
Even kan de lezer herademen. Maar als Salomon kort daarna door zijn ex-vriendin beschuldigd wordt dat hij haar verkracht heeft en daarvoor in de cel belandt, komen Alissa en Max onmiddellijk weer in de rassenproblematiek. Want Max wil niet direct geloven dat Salomon onschuldig is, terwijl moeder Alissa dat van hem eist.
‘Hoe waren zwarte mannen, in de ogen van Max? Kregen ze ongecontroleerde woedeaanvallen? Waren ze seksueel losgeslagen?’
Het leidt tot een verwijdering tussen de beide ouders en ook als Salomon’s ex bekent dat ze de verkrachting verzonnen heeft is het de vraag of ze ooit weer bij elkaar zullen komen.
‘”Ben je terug?” vroeg hij. “Weet ik niet,” zei ze. “Wij moeten praten.”‘ Dat is het eind van de roman waarmee de echtelijke discussie vooralsnog onbeslist blijft. Voor wie wil weten wát er allemaal aan mogelijke kwetsuren zijn te maken of te ondergaan in de multiculturele samenleving is Salomon’s oordeel ongetwijfeld een leerzaam handboek. Voor liefhebbers van een roman is het een wat bedrukkend kijkje in het leven van iemand die niet kan accepteren dat mensen elkaar in hokjes plaatsen op basis van opleiding, godsdienst, huidskleur, geslacht, leeftijd, gewicht enz. en daar stereotypen op plakken. En dat de fricties die dat geeft een onaangename maar onvermijdelijke consequentie zijn van de multiculturele samenleving die over de hele wereld, en dus ook in Nederland aan het ontstaan is.
Max Cohen lijkt dat – een enkel moment daargelaten – in het geheel niet te beseffen, elke relativering in huidskleur-zaken is hem vreemd. Bij een als intelligent beschreven personage is dat een gemis en het blijkt ook een forse beperking te zijn in de opzet van deze roman. Vreemd dat een socioloog als Vuijsje dit niet heeft beseft.
Hans Vervoort
(Deze recensie verscheen eerder op de website van Literair Nederland, 19 maart 2019)
De auteur
Robert Vuijsje (Amsterdam, 1970) is schrijver en journalist. In 2008 verscheen zijn debuutroman Alleen maar nette mensen waarvan in totaal 200.000 exemplaren werden verkocht. Het boek werd bekroond met een Gouden Uil en een Inktaap en werd in 2012 verfilmd, met Geza Weisz in de hoofdrol. In 2019 verscheen Salomons oordeel, de opvolger van Alleen maar nette mensen, bij Lebowski.
Robert Vuijsje – Salomons oordeel, 240 pagina’s ISBN 978 90 4884679 5, Lebowski, € 18, februari 2021