Merdeka - Henk Schulte Nordholt en Harry Poeze
Hoe Indië toch nog Indonesië werd
De strijd om de Indonesische onafhankelijkheid en de ongewisse toekomst van de republiek 1945-1950
Hoe wonderbaarlijk is dit eigenlijk: zwaargehavend kwam Nederland in mei 1945 uit de Tweede Wereldoorlog tevoorschijn. Niettemin bracht het landsbestuur een leger op de been om in het verre Indië het oude koloniale bestuur te herstellen en het streven naar de Indonesische onafhankelijkheid te bestrijden. Terwijl de verwerking van de ellende onder de Duitse bezetting nog amper was begonnen, begon Nederland daar een oorlog die geen oorlog mocht heten.
De vraag is achteraf: tegen wie vocht dat Nederlandse leger eigenlijk en hoe zinvol was dat? Had de regering in Den Haag enig idee van wat zich daar in werkelijkheid afspeelde? In welk speelveld kwamen de Nederlandse oorlogsvrijwilligers en dienstplichtigen terecht? Een heldere schets daarvan bieden Henk Schulte Nordholt en Harry Poeze in het boek Merdeka.
In staat van ontreddering
Ze schetsen een tropisch eilandenrijk dat na drieënhalf jaar Japanse bezetting en uitbuiting in staat van ontreddering verkeert. Ze beschrijven gebeurtenissen die elke fantasie te boven gaat en soms heeft hun verhaal zelfs iets van een thriller. Het lijkt dan bijna een wonder hoe uit die chaos uiteindelijk, toch nog een jonge republiek met potentie tevoorschijn kwam, een eenheidsstaat van duizenden eilanden met een reeks van volken en culturen; vaak ook met een eigen taal.
De Nederlandse overheid had sinds het begin van Duitse bezetting in mei 1940 geen direct contact meer met Nederlands-Indië. Toch leek ‘Den Haag’ ook daarvoor al nauwelijks te beseffen wat daar aan nationalistische sentimenten leefde. Nederlandse bestuurders en Indonesische nationalisten kenden elkaar niet eens. Laat staan dat er op de Nederlandse ministeries in Den Haag enig inzicht bestond in de groei en bloei van het nationalisme, in het streven naar vrijheid, of zoals dat in het Indonesisch heet: merdeka.
Koloniaal bestuur achterhaald
Sterker nog: nadat op 15 augustus 1945 Japan had gecapituleerd en de Tweede Wereldoorlog ook in Azië ten einde kwam, proclameerde op 17 augustus de nationalist Soekarno de Indonesische onafhankelijkheid. Dat feit drong pas op 17 september door tot de Nederlandse kranten. Nota bene: een maand later. Bij een dergelijk gebrek aan cruciale kennis was het in Nederland blijkbaar een uitgemaakte zaak dat na de Japanse bezetting van Nederlands-Indië het oude vooroorlogse koloniale gezag moest worden hersteld.
Met de kennis van nu, was dat niet verstandig. Zowel de Indonesiërs als ook veel progressieve Nederlanders vonden dat een koloniaal bestuur achterhaald was. Voor de oorlog al stond daar een Nederlands opgeleide Indonesische bestuurs-elite klaar. Die manifesteerde zich op 17 augustus 1945, maar had nog wel een groot probleem: er was aanvankelijk wel een ideaal, maar nog geen eigen bestuursapparaat om die nieuwe staat meteen te realiseren.
Bloedige Bersiap-tijd
Het boek vertelt hoe naast de officiële Indonesische regering, die steunde op een aantal politieke groeperingen, worstelde met allerlei losse bendes, religieuze bewegingen en avonturiers met een privélegertje, die het ontbreken van een gezaghebbende overheid hun eigen plan trokken. Dat gebeurde vooral in de eerste maanden na de proclamatie, die in Nederland te boek staan als de bloedige Bersiap-tijd. Het boek toont dat het vooral deze groeperingen waren die eerste maanden onder de Nederlanders, Indo-Europeanen en Chinezen slachtoffers maakten.
Zo’n avonturier was bijvoorbeeld Sabarudin, die als leider van zo’n eigen militie in oktober 1945 de vader van de actrice Wieteke van Dort uit zijn huis haalde en ten overstaan van een menigte in Sidoarjo standrechtelijk executeerde. Veel later zou de TNI, het Indonesische leger, hem op zijn beurt executeren.
Na de Japanse bezetting die als gevolg van honger, gebrek en dwangarbeid, in de periode 1944/45 niet minder dan 2,5 miljoen Indonesische burgerslachtoffers had gemaakt, was daar onmiskenbaar de nationalistische geest uit de fles. Het Nederlandse expeditieleger vocht alleen al op Java dan ook behalve tegen het officiële Indonesische leger, ook met tal van op zich staande legertjes die elkaar ook onderling bestreden. Los daarvan brak er op Sumatra een revolutie uit die de regerende sultans voor hun leven deed vrezen. Ook op de andere eilanden was het allesbehalve rustig.
Uiteindelijk omvatte de door Soekarno uitgeroepen republiek slechts grote delen van Java, Sumatra en Madura. De andere gebieden en eilanden hadden weliswaar een eigen bestuur, maar dat opereerde onder Nederlands gezag. Uiteindelijk had de republiek Indonesië onder de eigen leiders een jaar na de proclamatie toch een redelijk functionerende overheid, mede dankzij de steun van het oude, vaak feodale, bestuur-corps dat zich had aangepast aan de nieuwe situatie.
Vrij en zelfbewust
Er was daar weliswaar een tekort aan textiel, maar er heerste geen honger. Het voedsel was zelfs goedkoper dan in de hoofdstad Batavia waar het Nederlandse bestuur zetelde. Nederlandse waarnemers zagen in de republikeinse gebieden een bevolking die zich anders gedroeg dan voorheen: vrij en zelfbewust. De houding tegenover de Nederlanders was niet vijandig, maar terug onder Nederlandse vleugels? Dat niet.
Intern speelde er wel van alles. De strijd om de macht was intern nog lang niet gestreden. Soekarno was dan wel uitgeroepen tot president, maar diverse groepen waren erop uit hem ten val te brengen en hun eigen leider naar voren te schuiven. Bijvoorbeeld: Tan Malakka. Het is achteraf gezien bewonderenswaardig hoe president Soekarno erin slaagde al die intriges te overleven.
Hoe gevaarlijk zo’n leidinggevende positie kon zijn ervoer de toenmalige sociaaldemocratisch premier Sjahrir aan den lijve. In 1946 werd hem in meer radicale kringen verweten dat hij in de onderhandelingen met Nederland over de erkenning van de Indonesische onafhankelijkheid te veel concessies had gedaan. In een nogal spontaan plan werd Sjahrir tijdens een dienstreis in de Javaanse stad Solo ontvoerd.
Wat daarna met hem zou moeten gebeuren hadden de ontvoerders nog niet bedacht. De regering reageerde met het afkondigen van de staat van beleg, maar zweeg over de ontvoering. Dat kwam later, waarbij Soekarno wees naar ultralinkse groepen als de daders. Kort daarop ontstond de vrees dat hij ook zelf kon worden ontvoerd en prompt werd hij daarom extra zwaar bewaakt. Uiteindelijk waren het drie journalisten die Sjahrir traceerden.
Nationalistische republiek kwetsbaar
Een compleet drama speelde zich af in 1948. In Madiun op Oost-Java begon de communist Moeso een opstand die binnen de republiek die leidde tot een dramatische burgeroorlog. Vele malen omvangrijker dan menig publicatie suggereert. Het was uiteindelijk een kansloze onderneming. Op de vlucht voor het republikeinse leger trok het partijkader ’s nachts met zijn gevolg, strijders, gezinnen, dwangarbeiders en vee door Oost-Java. Het was een colonne van vijf tot zes kilometer lengte. Het werd een reis van vele weken. Wie vermoeid afviel werd doodgeschoten.
De opstand laat volgens de schrijvers weliswaar zien hoe kwetsbaar de nationalistische republiek in die tijd nog was, maar het neerslaan van de opstand maakte de republiek moreel wel sterker. Het was een mijlpaal in de formatie van de staat. De republiek liet daarmee bovendien aan de vrije westerse buitenwereld zien wat de positie ten opzichte van de communisten was.
Het elimineren van Moeso en zijn beweging bleek een gouden investering te zijn, want de grote klap van ‘buiten’ moest nog komen: de Nederlandse aanval op de hoofdstad Djokjakarta in december 1948, ook bekend als de Tweede Politionele Actie.
Soekarno geïnterneerd op Sumatra
Nadat de mannen van de harde lijn binnen de Nederlandse regering de overhand kregen werd eind 1948 besloten een einde te maken aan de republiek. Verder onderhandelen werd zinloos gevonden. Inmiddels was de hoofdstad door een Nederlandse blokkade ten prooi aan armoede, ziekte, schaarste en voedselgebrek. Militair zou het veroveren van de republikeinse hoofdstad dus geen probleem moeten zijn. Inderdaad: in een mum van tijd was de stad bezet. Soekarno en zijn regering werden gearresteerd en vervolgens geïnterneerd op Sumatra. Niettemin: aan deze Tweede Politionele Actie kwam onder buitenlandse druk snel een einde.
De republiek had op dat moment weliswaar de steun van de buitenwereld, in het land zelf heerste nog volop dreiging. Tal van commandanten bleken nog altijd hun eigen legertjes te hebben met niet zelden een eigen ‘economie’ om zich staande te kunnen houden. Dorpshoofden werden geacht aan hun kant te staan, maar tegelijk was er de druk van het republikeinse leger dat met deze commandanten in de slag ging. Daarnaast kon elk moment het Nederlandse leger opduiken.
Toch was deze situatie in 1949 voor de Indonesische regering niet ‘onaantrekkelijk’. De jonge republiek kon de oorlog niet verliezen, want de voortgaande guerrillastrijd voorkwam dat Nederland een militaire beslissing zou forceren. Intussen drukte het volhouden van die guerrilla zwaar op de bevolking. Maar… met het succesvol neerslaan van de opstand in Madiun had de republiek internationaal zoveel sympathie gewonnen dat er met steun van de Verenigde Naties succesvol kon worden onderhandeld.
Weer aan tafel met Soekarno en Hatta
Toen Amerika de Nederlandse regering onder druk ging zetten kwamen beide partijen op 14 april uiteindelijk toch weer aan tafel en op 6 mei gaven Soekarno en Hatta hun zegen aan een akkoord: Nederland erkende de republiek als een zelfstandige staat binnen een federatie waarvan de ook de andere deelstaten van het eilandenrijk deel zouden uitmaken. Soekarno en Hatta mochten terugkeren naar de hoofdstad Djokjakarta, Nederland zou zich daaruit terugtrekken en daarmee kon een wapenstilstand tot stand komen.
Maar… de charismatische en machtige generaal Soedirman, bevelhebber van de TNI, het officiële leger, had willen doorvechten en dreigde nu dwars te liggen. Opnieuw ontstond een interne crisis, maar ook die wisten Soekarno en Hatta te bezweren. Er kwam inderdaad een wapenstilstand met Nederland, maar een aantal commandanten besloot zich daar niet aan te houden. De TNI had de handen vol aan een oorlog tegen deze leiders. Er werd zelfs een islamitisch staat uitgeroepen en met de Darul Islam moest en burgeroorlog worden uitgevochten.
In augustus 1949 begon in Den Haag de Ronde Tafel Conferentie die zou leiden tot de overdracht van de soevereiniteit over de gehele archipel. De aldus gevormde Verenigde Staten van Indonesië vormden vanaf 27 december 1949 een unie met Nederland. Het opzeggen door Indonesië van die unie en het vormen de huidige eenheidsstaat bleek uiteindelijk een kwestie van tijd te zijn. Toch zou het daarna nog lang onrustig blijven binnen de jonge republiek Indonesië.
Rol van Nederland in dekolonisatie
De schrijvers stellen dat de complexe strijd in Indonesië nogal wat verliezers kent. In de eerste plaats uiteraard Nederland. Binnen Indonesië zelf was het niet gelukt de oude samenleving te hervormen tot een land met meer sociale rechtvaardigheid. De politieke onrust zou, gepaard gaande met geweld, zou nog jarenlang voortduren. Tot slot noemen de auteurs de miljoenen vrouwen die tijdens de oorlog en in de revolutie hun gezin, vaak zonder man en onder dreiging van geweld en schaarste, overeind moesten houden.
Al met al een boek dat een meer dan welkome aanvulling is op de stroom van publicaties die vooral is gericht op de rol van Nederland in de dekolonisatie van Nederlands-Indië.
Hans Visser
Over de auteurs
Henk Schulte Nordholt (1953) is emeritus-hoogleraar Indonesische geschiedenis aan de Universiteit van Leiden en gastonderzoeker bij het KITLV aldaar. Hij publiceerde een reeks van studies over de geschiedenis van Zuidoost-Azië en het ontstaan van Indonesië.
Harry Poeze (1947) is voormalig uitgever, gastonderzoeker bij het KITLV te Leiden en een van de meest vooraanstaande onderzoekers van de Indonesische revolutie. Hij promoveerde op een proefschrift over Tan Malakka.
Henk Schulte Nordholt en Harry Poeze – Merdeka, 460 pagina’s, ISBN 978 94 6249876 1, uitgeverij De Walburg Pers, € 39,99, februari 2022.