KliFi - Woede in de republiek Nederland - Adriaan van Dis
Orkaan teistert Nederland, rivieren overstroomd, elektriciteit uitgeschakeld
De gastvrije Hongaarse bibliothecaris Jákob Hemmelbahn schrijft zijn levensverhaal op
Met auteur Adriaan van Dis maken we voor zijn nieuwe roman KLiFi (afkorting van Klimaat Fictie) een sprong in de tijd. Het is zoveel jaar later. Nederland is een republiek geworden, de Oranjes zijn ‘verjaagd’ (waarnaartoe weten we niet). Aan het hoofd staat een president met stevige taal en een leger om het klimaat aan te gaan, zo lijkt het. KLiFi is een verontrustend boek over de klimaatverandering die al vergevorderd lijkt te zijn.
Hoofdpersoon in het boek is Jákob Hemmelbahn die op tienjarige leeftijd met zijn ouders in november 1956 in Nederland terecht kwam. Gevlucht uit Hongarije, waar zijn vader een rol speelde in de Hongaarse Opstand en na de Russische inval het land moest verlaten. Jákob omarmde zijn nieuwe land en verwaarloosde zijn Hongaars. Vijftig jaar werkte hij in een bibliotheek en woont nu op een terp in de uiterwaarden. Daar is hij nu bezig met schrijven over zijn leven. Hinderlijk over zijn schouder kijkt de kritische censor Poema mee. Jákobs vrouw Agnes is een jaar geleden overleden en hij is alleen achtergebleven en vraagt zich af: moet hij nu citaten van de president, die niet de opwarming van de aarde erkent (‘klimaathysterie’), in rode hoofdletters schrijven of niet? Hij vraagt het zich af. Poema vindt dat hij de president te vriend moet houden. Die stuurt een nieuwsbrief, voorafgegaan door muziek van Wagner, waarin hij stelt dat het weer tijd is om grenzen vast te leggen en dat schrijvers niet gedijen door applaus, maar dat tegenwerking een grotere uitdaging biedt. Bijzonder is dat de president, ook wel de Nar, woorden van overheidsdiensten achter elkaar schrijft zoals VaderlandseGarde en HulpDienst
Dan wordt Nederland in de wrede maand oktober geteisterd door een orkaan. De rivieren overstroomd, elektriciteit uitgeschakeld, tal van huizen vernield en veel mensen komen om. Een gevolg van het klimaat, waardoor de rivieren en zee stijgen. Het dorp De Kuil is weggespoeld. Er is geen landelijke krant of omroep die er aandacht aan besteedt. De mensen moeten het maar zelf uitzoeken.
Tal van inwoners zoeken hun heil op de hoger gelegen terp, waar militairen een kamp opslaan en medische hul verlenen. Jákobs huis wordt in beslag genomen. Dan praten hij en boer Kees met iedereen uit De Kuil is overkomen. Dat noteert hij op bibliotheekkaartjes. Zoals het verhaal van de klimaattechnocraat dr. Horvàath, Jan Viool, de dokter, Kano, wier zoon Gai is vermist, mevrouw Negentien, talloze ontwortelden die hun partner kwijt zijn. De brutale Meryem van de HulpDienst wil Jákobs gegevens confisqueren. Met boer Kees verwijdert hij tal van gegevens zodat deze mensen hier geen last mee krijgen. Ze beschouwt Jákob) als gemakkelijke bron. Met boer Kees maakt hij een lijstje van 53 vermisten op 180 bewoners. Daar moet ze het maar mee doen, het juiste aantal slachtoffers valt toch niet te achterhalen.
Zelf mist Jákob zijn vriendin Talétha, een Armeense die bij Jumbo werkt en in De Kuil woonde. Vermoedelijk is ze omgekomen, maar Jákob kan het niet geloven, en blijft haar dagenlang appen, haar lichaam adorerend. Ook al krijgt hij geen antwoord.
Als Kano dan op het idee komt om met een aantal bewoners van Jákobs huis naar een talkshow te gaan om te vertellen hoe ze nu leven, gaan ze de volgende dag met de trekker van Kees door het land richting talkshow als ze onderweg worden tegengehouden door de VaderlandseGarde. En neergeschoten. Zo ziet Jákob Kano liggen met open militaire jas, bloedend op de grond, Kees gekromd naast zijn tractor. Jan Viool had in paniek nog een paar foto’s gestuurd: hoe Henkie in de boeien werd geslagen en dr. Horvàth met een deken werd weggeleid. Alleen Kano’s zoon Toa wist uit handen van de garde te blijven en was als schaap in de bosjes gevlucht. Het verzet is in de knop gebroken. In de saaie periode die dan aanbreekt voor Jakob overpeinst hij zijn reeds ingeleverde manuscript te herschrijven, ook al wordt het hem afgeraden en stuurt het via een e-stick naar de uitgever met excuses voor het herziene boek. Hij heeft inmiddels overwogen om er een eind aan te maken en de vraag is of hij de moed heeft om de flesjes pentobarbital voor zelfdoding in te nemen of niet. Hij gaat daarvoor in gesprek met een spreeuw.
Adriaan van Dis kan het bondig samenvatten waarom zijn hoofdpersoon in gesprek ging met een spreeuw: ‘De meest voorbeeldige migranten en toneelspelers zijn de spreeuwen, die mij in de jaren dat ik in de Achterhoek woonde, dagelijks hebben uitgelachen. Door het aanstekelijke boek De spreeuw (2016) van Koos Dijksterhuis heb ik ze nog beter leren kennen.’
De auteur
Adriaan van Dis (Berge, 1946) is een veelzijdig, geëngageerd schrijver. Hij debuteerde in 1983 met de novelle Nathan Sid, bekroond met het Gouden Ezelsoor. Getuige romans als Indische duinen, De wandelaar en Tikkop. In 2015 won hij Ik kom terug de Libris Literatuurprijs en kreeg hij de Constantijn Huygensprijs voor zijn gehele oeuvre. In 2019 publiceerde Van Dis bij uitgeverij Rubinstein een luxe gouden boekje onder de titel Adje doet heel druk over ADHD. Van Ik kom terug zijn meer dan 200.000 exemplaren verkocht en daarvoor ontving hij in december 2020 een Gouden Boek. Ruim zeven jaar wandelde, fietste en woonde Adriaan van Dis in Parijs, decor van zijn roman De wandelaar en van verhalen en schetsen die zijn gepubliceerd in Onder het zink – ABC-daire de Paris en Stadsliefde – Scènes in Parijs. Nu samengebracht in één band.
Adriaan van Dis – KliFi – Woede in de Republiek Nederland, ISBN 978 90 254 7086 9, 205 pagina’s, uitgeverij Atlas Contact. € 21,99 - februari 2021