Ik die nooit een man heb gekend - Jacqueline Harpman
Psychologisch gedachtenexperiment
Wat als je alleen overblijft op de planeet?
In een grote open kooi zitten 39 vrouwen en een meisje opgesloten. Rondom de kooi patrouilleren dag en nacht drie bewakers. De vrouwen mogen elkaar niet aanraken, mogen niet samenscholen, hebben geen enkele privacy. Dagelijks worden water en groenten en soms ook vlees in de kooi gebracht en mogen de vrouwen koken. Binnen de groep neemt het meisje een aparte positie in. Dat is het uitgangspunt van Ik die nooit een man gekend heb, voor het eerst gepubliceerd in 1995.
Flarden
De vrouwen herinneren zich vaag nog flarden van hun vroegere leven: ze waren getrouwd of leefden alleen, hadden wel of niet kinderen. Maar hoe en waarom ze hier in de kooi beland zijn, daar weten ze niets meer van. Alleen het meisje heeft helemaal geen herinneringen. Zij is, opzettelijk of per ongeluk, bij de groep beland toen zij nog een baby was. En hoewel de vrouwen wel voor haar zorgden, is zij door haar jonge leeftijd toch nooit deel van de groep gaan uitmaken.
Over de auteur
Jacqueline Harpman (1929-2012) werd geboren in Etterbeek in België en vluchtte samen met haar Joodse familie op 11-jarige leeftijd naar Casablanca. Na de oorlog keerden zij terug. In 1959 publiceerde Harpman haar eerste boek, Brève Arcadie. Na enkele redelijk succesvolle romans stopte zij halverwege de jaren zestig rigoureus met haar literaire werk, ging psychologie studeren en werd psychoanalytica. Pas eind jaren tachtig begon zij weer met schrijven. Haar boeken zijn vaak gedachtenexperimenten over de menselijke geest, over de vraag: wat gebeurt er als je… Zij plaatste haar personages in ongewone situaties en probeerde dan na te gaan hoe ze daarop zouden reageren.
Veertien
Inmiddels is zij, te oordelen naar haar lichtelijk gewelfde borsten en het haar dat opeens onder haar oksels en op haar venusheuvel groeit, een jaar of veertien, vijftien. Ze observeert de vrouwen, observeert de bewakers, verzint voor zichzelf verhalen over hoe die ene jonge bewaker haar op een dag beetpakt en voelt zich dan ‘opgetild’. Kleurloos en identiek verstrijken verder de dagen.
Alarm
Maar dan op een dag, als de bewakers de kooi net geopend hebben om de kar met groenten naar binnen te rijden, klinkt opeens een schel alarm. Halsoverkop rennen de bewakers weg, zonder de kooi te sluiten. Als zij na uren nog steeds niet terug zijn, wagen de vrouwen zich uit de kooi, bestijgen de trap die ze verderop aantreffen en staan opeens buiten. Het miezert en in de wijde omtrek is geen spoor van bewoning. Een vlakte met hier en daar een flauwe heuvel, wat struiken, meer is er niet. Alleen een klein wachthuisje geeft aan dat zich onder hun voeten de kelder bevindt waar zij jarenlang opgesloten zaten.
Lopen
Minutieus beschrijft Harpman de reacties van de vrouwen. Hoe ze uiteindelijk behoedzaam gaan lopen, hopend ergens leven aan te treffen. Maar al wat ze na dagen lopen vinden zijn andere wachthuisjes waaronder soortgelijke kooien zijn, waarin steevast veertig vrouwen of mannen liggen, achtergelaten door hun bewakers, maar gruwelijk aan hun eind gekomen omdat hún kooi niet net openstond toen de sirene loeide. Wel liggen naast elke kooi magazijnen vol met eten en dekens.
Focus
Harpman focust in haar verhaal op het jonge meisje, door de andere vrouwen steevast Kleine genoemd. Doordat zij nooit een ander leven gekend heeft dan dat in de kooi, mist zij sociale vaardigheden, houdt er niet van aangeraakt te worden, begrijpt de behoefte aan privacy van de anderen niet.
Twee jaar lang zwerft de groep rond, op zoek naar iets, wat dan ook maar. Als ze al die tijd alleen maar doden vinden, besluiten ze zich op een plek te vestigen. Langzaam verstrijken de jaren en een voor een sterven de vrouwen aan ouderdom of ziekte. Als alleen Kleine nog over is, besluit zij opnieuw weg te trekken, in de hoop ergens iets of iemand te vinden.
Geen antwoorden
Antwoorden geeft Harpman niet. Waar zijn de vrouwen, waar ter wereld is het het hele jaar door hetzelfde weer en zijn de dagen even lang? Is dit wel de planeet Aarde? Heeft er een oorlog plaatsgevonden en waarom zijn daar dan geen overblijfselen van te vinden? Waar zijn de gevluchte bewakers gebleven? En wat hadden de honderden mensen in de evenzovele kooien misdaan waardoor zij in gevangenschap belandden?
Geestelijke vaardigheden
Het gaat Harpman ook niet om die vragen of antwoorden. Veel meer verdiept zij zich in het kleine meisje. Hoe ontwikkel je je als je je hele leven alleen maar gevangenschap gekend hebt? Welke geestelijke vaardigheden mis je en hoe pas je je aan aan je omgeving, aan een groep vrouwen die wél warmte bij elkaar zoeken, die wel genegenheid nodig hebben.
Door de consequent afstandelijke toon van de vertelster, het kleine meisje zelf, ontstaat een ijzingwekkend beeld van een mens die haar uiterste best doet om gevoelens te ontwikkelen die haar echter altijd vreemd bleven. Of misschien toch niet, zo ontdekt zij aan het eind van haar leven. Ik die nooit een man heb gekend is daardoor een confronterend verhaal dat je – ook al gebeurt er feitelijk niet eens zo veel – toch in een adem wilt uitlezen.
Sonja de Jong
Jacqueline Harpman – Ik die nooit een man heb gekend (voor het eerst gepubliceerd in 1995 onder de titel Moi qui n’ai pas connu les hommes bij Editions Stock, Parijs), in 1998 uit het Frans vertaald door Peggy van der Leeuw. De vertaling is in 2024 herzien door Rokus Hofstede, een uitgave van Orlando, ISBN 978 90 833 7700 1, 208 pagina’s, € 23,99, augustus 2024