Het verbrande huis - Bodil de la Parra
Een Surinaamse familiegeschiedenis
Herinneringen aan een ongedwongen Surinaams leven
Zeven jaar was Bodil de la Parra toen ze in 1970 voor het eerst met haar broertje en ouders naar Suriname ging, waar haar voorouders in de Zwartenhovenbrugstraat140 in Paramaribo een apothekerszaak hadden. Toen de dochter van filmregisseur Pim de la Parra in 2014 terug kwam, was het huis verbrand net als vier andere: de Libanese Bijenkorf, de Chinese zaak van Tong Fa die o.a. Parbobier verkocht, de souvenirzaak met Surinaams houtsnijwerk en de kruidenier waar ‘je de lekkerste puntjes’ kon halen. Alles was verwoest.
Bodil de la Parra kan kleurrijk vertellen over haar jeugdjaren bij de tantes Gus, Pop en Jet. Het leven in Amsterdam-Osdorp was niet te vergelijken met dat in Suriname, waar huizen geen tuin hebben, maar een erf en waar je nog veel meer kan doen dan verstoppertje spelen. Zoeken naar leguanen, eten van een mangoboom, een dode rat tegenkomen en ’s nachts onder de klamboe in bed een kakkerlak.
De auteur
Bodil de la Parra (Amterdam.1963) is actrice en toneelschrijfster en de dochter van filmregisseur Pim de la Parra. Ze schreef toneelstukken voor het NNT, Het Zuidelijk Toneel en Orkater zoals Ouwe Pinda’s en Gouwe Pinda’s en voor een grote Surinaamse tentoonstelling Nola, een leven in een leven. Het verbrande huis – Een Surinaamse familiegeschiedenis is gebaseerd op de gelijknamige toneelvoorstelling, waarmee ze in 2018 door het land toerde.
In het boek vertelt ze niet alleen over haar kindertijd en de autoritaire houding van de onderwijzeres als ze enige tijd in Suriname naar de lagere school gaat, maar ook over de vroege dood van haar oma Mavis en over de drie tantes die zich over haar broertje en haarzelf ontfermden. Het meereizen met het gezin als vader Pim in Suriname de film Wan Pipel (een volk) maakt over de onmogelijkheid van een liefde tussen een creoolse jongen en een hindoestaans meisje. Dat gebeurt in het onafhankelijkheidsjaar 1975. De eerste locatie is het district Coronie, daarna gaat de reis door naar Nickerie. In Coronie vertelt locatiemanager Duncan nog een Anansi-tori, over de ontmoeting van de spin Anansi die tegen de koning zegt dat hij een tijger kan berijden alsof het een paard is. De koning gelooft hem niet. Anansi vertelt aan de tijger dat hij pijn heeft, te zien is een grote bult op zijn voorhoofd. ‘Spring op mijn rug, dan breng ik je naar de dokter,’ zegt de tijger . Ze gaan langs het paleis van de koning, Die weet niet wat hij ziet en is overdonderd. Sinds die tijd woont Anansi met zijn gezin in het paleis, waar het stikt van de spinnenwebben.
Ook is de familie De la Parra over het schokkende bericht dat Bouterse op 8 december 1982 15 vooraanstaande journalisten en advocaten heeft vermoord, lang is ze daarom niet in Suriname geweest. Ze heeft een schuldgevoel omdat de familie De la Parra ook een van de slavenhouders is geweest op de suikerplantage van Jodensavanne, waar 9000 slaven werkten. Ze is geweest op een dagtrip met de boot over de Surinamerivier, zoals ik dat zelf meerdere keren heb gedaan met schrijfster Cynthia Mc Leod van Hoe duur was de suiker?
Net als vader Pim (en Anansi-kenner Johan Ferrier) blijkt Bodil de la Parra een echte verteller. Ze schrijft filmisch, zodat je de beelden voor je ziet en daarom ook heel geschikt voor toneel. Het is zeker geen toneeltekst, want aangevuld met tal van andere persoonlijke herinneringen, zoals de zelfmoord van haar broertje PJ.
Mensen die Suriname hebben bezocht zullen de bezoeken aan Suriname zien als een feest van herkenning, een land dat het economisch moeilijk heeft en nog steeds afhankelijk is van het ‘moederland’ Nederland, met wie de Surinamers een onverbrekelijke band hebben en waar democratie weer hersteld is met de hindoestaanse president Chan Santokhi.
Bodil de la Parra – Het verbrande huis – Een Surinaamse familiegeschiedenis,240 pagina’s, uitgeverij Lebowski, juli 2020, ISBN 978 90 48849208, € 22,99