Het gordijn met de ibissen - Johan Fabricius
Vanonder de koperen ploert: leesbaarder dan Couperus
Eens te meer: Fabricius is een vakmanverteller met precisie voor Indische details
Het zal ooit wel eens ophouden, mag je aannemen, maar liefhebbers van Nederlands-Indische belletrie kunnen nog steeds af en toe een nieuwe titel verwelkomen. Het is een tijdje wat langzamer gegaan en met Langs het Schrikdraad van A. L. Schneider (ergens in de jaren zestig uitgegeven) leek het wel bekeken. Maar de laatste tijd gaat het weer beter. Beb Vuyk maakte een kookboek (waarvan de uitgever alsnog door de rechter verplicht zou moeten worden een index na te leveren), Paul van 't Veer schreef de spannende sleutelroman Je moet er geweest zijn, Peter Andriesse, de voortreffelijke verhalenbundel De roep van de Tokèh. Er kwam een verbazingwekkend debuut van A. G. Deelman, oud-resident van Borneo (Ali bin Joesoep) en onlangs nog schreef Mischa de Vreede haar herinneringen aan het Jappenkamp op. En dan vergeet ik er vast nog wel een paar.
Om niet achter te blijven heeft Johan Fabricius (75 jaar inmiddels) in de afgelopen tijd twee boekjes geschreven die zich in Indonesië respectievelijk Nederlands-Indië afspelen. Het eerste was Sentimental Journey (uitgeverij Leopold), een reisverslag van een in 1970 gemaakte toeristentoer. Het beleefde onlangs zijn tweede, iets uitgebreide druk, en laat zich lezen als een folder:
'Rijsttafel in de trein, in zo'n rijdend schommelend voertuig een indrukwekkende culinaire prestatie. De machinist biedt ons via de stewardess een gastenboek aan waarin wij onze geëerde namen mogen neerschrijven, de lof van zijn trein mogen zingen. Volgaarne, heer machinist.'
Veel aardiger lijkt mij zijn nu verschenen 'roman uit het oude Indië' met de titel Het gordijn met de Ibissen. Het gaat over de jonge forsgebouwde jurist Louwtje de Visser (zijn afstuderen betekende voor Njord een onherstelbaar verlies) die zich op het advocatenkantoor van zijn oom vergrijpt aan geld en aan een vrouwtje in scheidingsperikelen. Dus moet hij naar Indië, waar hij opgepikt wordt door het mooie, uit Singapore afkomstige en dus Engelstalige hoertje Li Wong. Zij voert hem naar een stadje in de Javaanse Vorstenlanden, waar hij – ijverig ineens – zich opwerkt tot een nuttig lid van de samenleving en tenslotte zelfs de praktijk mag overnemen van de plaatselijke advocaat.
Dat verloopt allemaal niet zo soepel, want Wong is even ambitieus als koppig, en de trouwhartige Louw kan lang niet altijd begrijpen wat ze nou eigenlijk wil: trouwen, niet trouwen, eigen huis, geen huis. Ook de plaatselijke gemeenschap heeft moeite met het accepteren van een Chinese concubine. Het boek eindigt vrij plotseling met een noodlottig ongeval, ik waarschuw maar vast, want zelf hou ik ook meer van een roman waarin ze elkaar aan het eind krijgen.
Het plot is op zichzelf vrij simpel maar het bood Fabricius allerlei mogelijkheden om er de thema's in uit te werken die we allemaal kennen van de Grote Stille Kracht, met dit verschil dat Fabricius goddank nu leesbaarder schrijft dan Couperus toen, en de stille kracht heeft weggelaten. Maar voor de rest komen alle typen voor die in deze lectuur thuishoren:
- de rondborstige, luidruchtige en veel zuipende planters
- de verstilde, wat oudere Hollander die zich in de cultuur van het land verdiept heeft en in verfijnder volzinnen spreekt dan we gewend zijn
- de Indische landadel, familieziek , wreed, lichtgeraakt
- de Javaanse adel: bikkelharde gevechten om de praalmacht, achter een masker van onbewogenheid.
Fabricius biedt méér: een gestrande Duitse officier met één wassen oor, een modern-geschoolde Javaanse edelman met auto, een Indische arts op zoek naar de identiteit van halfbloeden, een goklustige eerste bediende op het advocatenkantoor, een geile Japanse fotograaf met dikke brillenglazen, en oma Sallie, de vettige Indische weduwe met haar pension.
Ik lust er wel pap van, maar ik ben dan ook een uitgesproken liefhebber van romans met een begin en een eind en veel mensen en gebeurtenissen daartussen. En als het dan nog op ons oude Indië betrekking heeft, dan ben ik verkocht. Dat neemt niet weg dat ik wel kan zien dat Fabricius wat slordig met woorden is, soms wat oudbakken schrijft en dus nooit de P.C. Hooftprijs voor heren zal krijgen. Maar als vakman-verteller (volgend jaar zijn gouden jubileum: in l925 verscheen De scheepsjongens van Bontekoe) heeft hij zich opnieuw bewezen.
Hans Vervoort
Eerder gepubliceerd in Vrij Nederland, 23 november 1974
De auteur
Johan Fabricius (Bandung, 1899 – Glimmen, 1981) heeft een oeuvre van 108 boeken. Geboren in Nederlands-Indië, kwam hij met zijn familie in 1902 naar Nederland. In 1910 ging de familie weer terug naar Indië om in 1914 definitief in Nederland te blijven. Een aantal boeken van Fabricius gaan over de voormalige kolonie. Zoals (Bali -) Eiland der Demonen uit 1941, dat in maart 2001 werd heruitgegeven door Conserve met foto’s van Ruth Fabricius. Fabricius werkte in de oorlog als nieuwslezer voor BBC Dutch Service. In 1949 schreef hij Brandende Aarde over de aanslagen op en vernietiging van de oliebronnen in 1941 en 1942 op Sumatra. In de jaren vijftig verschenen ook van Fabricius indringende romans als De heilige paarden over de weinig bekende wereld van het inheemse Sumba. Maar de nu door Hans Vervoort besproken titels verschenen achtereenvolgens in 1974, 1975 en 1977.
Johan Fabricius – Het gordijn met de ibissen – Roman uit het Oude Indië,
ISBN 978 90 258 0469 5, 293 pagina’s, uitgeverij Leopold, 1974- Alleen nog als e-book te bestellen bij Bol.com