Een vrije geest - Het uitzonderlijke leven van Betje Wolff - Marita Mathijsen
Een pleidooi voor (h)erkenning van kritisch schrijverschap
Marita Mathijsen noemt haar boek een emobiografie
Vol bewondering deelde ik al lezend urenlang het leven met Elisabeth Wolff-Becker (1738-1804), en natuurlijk van haar dierbare levensvriendin Aagje Deken (1741-1804). Tegelijk met de feiten uit hun leven is deze biografie ook een pleidooi voor (h)erkenning van kritisch schrijverschap. En meer.
Op het omslag staat een vrolijk ogende Marita Mathijsen. Opgelucht waarschijnlijk dat na zoveel jaar arbeid deze biografie in de wereld komt. Maar die vrolijkheid was er niet op alle momenten, schrijft ze. Treffend naast de vele historische feiten is haar sterke empathie voor beide dames. Dat is duidelijk door de hele biografie voelbaar. Een paar voorbeelden. Mathijsen stokt bij het beschrijven van de ellende in de laatste levensjaren van die twee zieke, moegestreden vrouwen, die moeten bedelen bij vrienden en familie. Het grijpt haar aan. Ze is in tranen na de tragische maar verlossende dood van Betje Wolff, na een gruwelijk lichamelijk lijden van zo’n drie jaar. Zes dagen na haar dood sterft ook Aagje Deken. ‘Het graf (van Betje – DdS) lag nog open toen Aagje naar het kerkhof gebracht werd. Daar werden de twee vrouwen in hun kist met elkaar herenigd.’
Emobiografie
Mathijsen zegt ook op zoek te zijn naar de emoties van Betje Wolff zelf, emoties die trouwens in haar teksten duidelijk te vinden zijn. Daarom noemt ze haar boek een ‘emobiografie’. Marita: ‘Ik schrik er niet voor terug te proberen de gevoelens op te roepen van deze uitzonderlijke vrouw.’
Het leven van Betje Wolff speelde zich af op zo’n vijf verschillende plaatsen, maar de bekendste daarvan is Middenbeemster. Ze wordt geboren in het stijve Vlissingen, verliest op jonge leeftijd haar moeder en trouwt met de veel oudere weduwnaar-dominee Adrianus Wolff. Over hem is weinig bekend, behalve dat hij ‘de man was van, zoals zoveel vrouwen de vrouw van gebleven zijn’. Veel zaken uit haar dagelijks leven vinden een weg in haar verzen. ‘Want dat zij kon dichten, is duidelijk vanaf haar eerste publicatie.’
Vriend en vijand
Veel voorkomend zijn de schimpscheuten in de richting van de ‘fijnen’ en de elite, die volgens haar maar een oppervlakkig leven lijden. In haar ‘agressieve’ periodes gebruikt ze poëzie als podium voor wraak. Kwesties over geloof en politiek worden verbaal uitgevochten. Ze richt haar satirisch-vurige pijlen op orthodoxe predikanten. Via pamfletten, die de functie vervulden van sociale media, maakte ze vrienden en vijanden. Over zaken als vriendschappen dicht ze, maar ook over de vele schermutselingen tussen patriotten en Oranjegezinden. Af en toe dacht ik aan Betje Wolff als een achttiende-eeuwse Hugo Brandt Corstius, een columnist die ook zo’n talent had voor vijandschap. Evenals hij had ook Betje bijnamen, zoals ‘Beemster bemoeial’ en ‘Mevrouw Buskruit’.
Maar Betje had ook hechte vriendschappen, waarover ze dichtte. Heel apart is het begin van de levenslange vriendschap met Agatha Deken. Die begon namelijk met een paar vrij hatelijke brieven over en weer. Totdat (wonderlijke wending) Betje schrijft haar te willen ontmoeten, in een brief met een prachtige ingehouden stijl, die bewondering wekt. ‘De vriendschap schoot in korte tijd wortel.’ En hield levenslang stand, om precies te zijn 27 jaar. Op de vraag of er sprake was van een lesbische verhouding, antwoordt Mathijsen: Wat doet dat ertoe? In die achttiende eeuw was lichamelijk contact tussen vrouwen veel gewoner dan later.
Verhuizingen
We zijn er getuige van dat de dames na de dood van Dominee Wolff een korte periode in De Rijp wonen (‘geen gelukkige tijd…’). Na enkele erfenissen verhuizen de dames in 1781 naar Lommerlust, de naam zegt het al, een prachtig huis in Beverwijk.
Uit politieke overwegingen (polarisatie!) emigreren de dames in 1788 naar Trévoux, een kleine vestingstad in de buurt van Lyon. Ook daar vinden ze weinig geluk, door een sfeer van verraad en achterklap. Ze zijn zelfs bang er gemolesteerd te worden. Het inkomen bestaat uit auteurs- en vertaalrechten. Duizenden bladzijden heeft Betje Wolff geschreven, naast haar poëzie en de werken die ze samen met Aagje schreef, bijvoorbeeld het bekende De historie van Mejuffrouw Sara Burgerhart uit 1782.
Na de teleurstelling van Frankrijk keren ze terug naar Nederland en wonen ze nog een paar jaar op verschillende adressen in Den Haag. Een moeilijke tijd, getekend door geldgebrek en gruwelijke ziekten, vooral Betje is het slachtoffer. Desondanks blijft ze schrijven, want uitgeven betekende inkomen. Helaas werd ze de laatste tien jaar van haar leven bijna niet meer gelezen.
Conclusie
Het is de grote verdienste van Marita Mathijsen dat je een diepe sympathie gaat koesteren voor beide dames, in het bijzonder voor Betje Wolff, omdat zij zelf en grote delen van haar werk zo bijzonder waren. Je kunt niet afzijdig blijven.
Dick de Scally
Over Marita Mathijsen
Marita Mathijsen (Belfeld, 1944) is emeritus-hoogleraar Nederlandse literatuur aan de Universiteit van Amsterdam. Ze schreef een aantal literair-historische werken, publiceerde over Anna Louise Geertruida (Truitje) Bosboom-Toussaint in Hier begint de victorie en schreef onder andere een biografie over de schrijver Jacob van Lennep.
Marita Mathijsen – Een vrije geest – Het uitzonderlijke leven van Betje Wolff. Balans, ISBN 978 638 2381 4, 504 pagina’s, geïllustreerd, € 29,99, november 2024