Eddie Giral 2 - Requiem - Chris Lloyd
Inspecteur Eddie Giral onderzoekt een aantal moorden in jazzclubs
Senegalese strijders worden in en masse geëxecuteerd als ‘dank’ voor bewezen diensten
Het tweede deel over inspecteur Eddie Giral, het eerste was Ongewenste doden. Het is september 1940 als de ouverture begint. De Duitsers hebben Parijs bezet, dus het is aanpassen geblazen voor de politiemensen.
Eddie’s collega Boniface blaast hoog van de toren in het café. Hij heeft drie maanden gezond in het zuiden, maar ‘het vrouwtje’ wilde terug. ‘De kinderen, weet je, school.’ En misschien ook wel de winkels, wat er nog van over is na de bezetting. Boniface is een beetje een opschepper, maar de politie kan iedereen gebruiken omdat ze een beetje onderbemand zijn. Naderhand blijkt hij mee te vallen als collega.
Eddie wordt door een agent gevraagd om bij commissaris Dax te komen, die hem een vinger whisky inschenkt en zegt om naar Jazz Chaud te gaan. De Duitsers hebben de tent gesloten, maar de conciërge ziet die morgen een lichaam liggen. De kluis is open, wellicht heeft iemand een poging gedaan om de kluis te beroven, maar dat is niet zo slim, want als de club dicht is, komt er ook geen geld binnen. Hij moet Boniface meenemen, ‘die is roestig na drie maanden zonnen in het zuiden. De jongens in uniform zijn er nu.’ Boniface troost de conciërge, een vrouw van middelbare leeftijd die staat te snotteren in een versleten sjaal. De eigenaar Jean Poquelin is niet aanwezig.
Kletskous
In een kantoor zit naast een openstaande kluis zit een man met van doodsangst opengesperde ogen, de draad rond zijn polsen, besmeurd met bloed van zijn pogingen zich los te worstelen. Zijn benen heeft hij voor zich uitgestrekt alsof hij geprobeerd heeft zijn hoofd buiten bereik van de aanvaller af te houden. Grove, dikke stiksels van ruwe draad hebben zijn mond tot een gechoqueerde kus samengetrokken. ‘Dit is Julot le Bavard, die nog in de gevangenis zou moeten zitten. Hij heeft nog vier jaar,’ zegt Eddie. Het vreemde is dat het dakraam niet opengebroken is, want Julot breekt altijd in via de daken en een bovenraam en zijn favoriet het dakraam. Geen van de ramen zijn geforceerd. Zou hij gestraft zijn omdat hij bekend staat als de kletskous? Kennelijk heeft iemand hem gedwongen in te breken en de kluis open te maken. Boniface moet uitzoeken bij de rechter waarom Julot op vrije voeten is gesteld
Patholoog Bouchard vraagt waarom Julot de kletskous wordt genoemd. ‘Was hij een verklikker?’ Zijn vriendin Denise zegt dat hij van alles en nog wat is, maar beslist geen verklikker. Eddie vindt hem een van de aardigste mensen die hij ooit heeft gearresteerd. ‘Nooit geen last met hem.’ Hij bezoekt Bouchard in de sectiekamer van het mortuarium. Het is er levendig in contrast met de degenen die er liggen. Volgens Bouchard is Julot gestorven door verstikking. ’Iemand heeft zijn neusgaten dichtgehouden tot hij stierf. Zijn lippen zijn ante mortem dichtgenaaid.’ Alsof ze bang zijn dat hij nog iets kan verraden of zijn mond voorbij gaat praten.
Over de auteur
Chris Lloyd is geboren in een ambulance. Hij studeerde Spaans en Frans, waarna hij een aantal jaren als docent en vertaler werkte. Het eerste deel uit zijn serie over detective Eddie Giral De ongewenste doden heeft de HWA Gold Crown for Best Historical Fiction gewonnen en werd genomineerd voor de shortlist van de CWA Historical Dagger. Chris Lloyd woont in Wales.
Er blijken gevangenen vrijgelaten te worden, iets waar de Franse politie geen vat op heeft, zoals is gebeurd bij Julot le Bavard en Walter le Ricaneur. Ondertussen is er nog een jazzclub open die de Duitsers welgevallig is, waar het binnen ruikt als vroeger. Eddie heeft er nog kort gewerkt als jonge agent. Daar heeft hij ’s nachts aan de deur gestaan om wat bij te verdienen. Ja Duitsers vinden jazz verdorven: ‘Maar stiekem vinden ze niets zo lekker als een fijn stukje verdorvenheid,’ zegt de eigenaar Stéphane. Volgens hem is het goed dat die andere jazzclub van Poquelin dicht is. ‘Als de Duitsers iets goeds hebben gedaan, is het het sluiten van die tent.’
De Duitsers delen de lakens uit
Majoor Hochstetter, die hem eerder whisky cadeau gaf, laat hem komen en laat hem zien dat zelfs politiemensen communisten arresteren. ‘Om jullie allemaal scherp te houden,’ zegt hij ‘Sommigen laten we met rust, anderen niet. Ik kan deuren voor je openen die jij niet langer zelf kan openen.’ Hochstetter wil hem laten zien dat de Duitsers nu de macht hebben en dat hij daar rekening mee moet houden.
In Fresnes spreken Boniface en hij met de directeur van de gevangenis Ducousset, waar ze bij de entree hun wapens af moeten geven. Eddie stopt nog net een klein pistool onder in zijn sok. Boniface sart gevangenen die hem herkennen met de opmerking: ‘Wie naait jullie vrouwen vanavond, jongens? Ik kan niet overal tegelijk zijn.’ De directeur zegt dat in Fresnes geen gevangenen ontbreken. Als dat zo is waarom staat Julot dan vastgebonden op de foto? Maar Ducousset ontkent dat het een van zijn gedetineerden is. Ze zijn hier nooit geweest, terwijl Eddie Julot juist naar de gevangenis had gestuurd. Op de lijst die Amélie, de secretaresse van Ducousset laat zien, staan Walter en Julot niet. ‘Probeer de namen van Adrie Estébétéguy, André Girbes en Calais Jacques eens,‘ zegt Eddie die ziet dat het gezicht van de directeur angst uitstraalt. Hij laat hem en Eddie verwijderen door vier cipiers die hen naar een ruimte brengen waar ze terecht komen bij twaalf mannen die hun bloed wel kunnen drinken. Gelukkig heeft Eddie zijn kleine Manufrance bij zich en vindt dan de leider van de twaalf, Zizi le Géant, tegenover zich, een straatvechter. Maar hij schiet op Damascène die roept dat hij met iets beters moet komen. Een schot op zijn voet veroorzaakt een dunne fontein van bloed en Zizi denkt dat hij nog maar zeven kogels overheeft ‘poulet’. Niet genoeg voor allemaal. Dan komen er cipiers binnen die een einde maken aan de val. Aan hun namen komt Eddie niet. Ze gaan naar het poortgebouw waar ze hun pistolen terugkrijgen. Boniface bevestigt wat Eddie denkt: wie heeft mensen als Calais Jacques en Walter le Ricaneur vrijgelaten uit Fresnes? De Duitsers.
Akte 1- November 1940
In de bibliotheek gaat Eddie op zoek naar de naam Capeluche. Het blijkt de stadsbeul te zijn die tijdens het Parijse bloedbad van 1418 een stel Armagnacs die vastgehouden zijn in de Bastille uit de gevangenis heeft gesleept en hen op een iemand na allemaal heeft onthoofd. Nadat Eddie heeft geplast, komt hij terug bij het bureau waar het oude boek over de geschiedenis van Parijs ligt en er ligt een kinderspeeltje op. Het is een pop, met dichtgenaaide lippen. Hij legt de pop in zijn bureaula.
Jean Poquelin, alias Fran zegt niets te weten van Capeluche noch van Dominique, Een Sengalese zangeres, met wie Eddie vroeger een relatie had. Fran vraagt hem naar zijn zoon Jean-Luc die hij al drie maanden niet gezien heeft. Dominique zoekt Eddie op en wil dat hij helpt om haar zoon Fabrice te zoeken, hij is soldaat tegenwoordig bij de Tireurs sénégalais, het 24ste regiment, ook zij heeft al maanden niets van hem gehoord. Eddie zegt dat hij niets kan doen als politieagent. Met Boniface gaat hij op zoek naar Calais Jacques, die net als Walter en Julot vrijgelaten is. Boniface staat te vrijen met Mireille Gourdon, een van de ex-vriendinnen van Calais Jacques. Ze zegt dat hij in de buurt is geweest. Het verschil met vroeger is dat hij nu bakken met geld uitgeeft, vermoedelijk handelt hij in drugs. Eddie gaat zelfs naar de Gestapo om te vragen om een lijst van de uit Fresnes vrijgelaten gevangenen. want zijn ze op hun bevel vrijgelaten? Hij wordt snel verwijderd, naar buiten gestuurd en is ook bang geworden door hun houding.
Zwarte zangeres
Als Eddie bij de jazzclub van Stéphane is in Montmartre, treedt Dominique daar op, hij spreekt met een fatsoenlijke Duitse officier die Peter heet en ervan geniet, maar Heinrich, een collega-officier wil dat een zwarte zangeres (hij denkt dat ze Amerikaans is) wordt verwijderd. Ze is echter een Senegalese en geen zwarte Amerikaanse zegt de eigenaar. Dus ze mag er zingen. ‘Ik dacht dat jazz werd gezien als ontaard,’ zegt Eddie tegen Peter die reageert met: ‘Alleen door mensen die er niet van houden.’ Dominique vraagt hem in haar kleedkamer of hij nog wil zoeken naar haar zoon Fabrice en geeft hem haar huisadres. Als hij buiten staat, roept iemand: ‘Handen bij elkaar’. Het is de stem van Calais Jacques. Zijn handen worden samengebonden en er wordt een zak over hem heen getrokken die ruikt naar zweet en tabak. Als hij in een ruimte wordt gelaten, ziet hij een tafel met een felle lichtbundel vanaf het plafond. Op de tafel liggen een naald en een stuk draad. Dan wordt er een ritje met hem gemaakt, en blijft hij alleen op straat met de zak over zich heen en de handen vastgebonden met draad, hetzelfde als op de tafel. Schurend tegen een muur weet hij de draden fte laten knappen, trekt de zak over zijn hoofd en blijkt vlak bij zijn voordeur te staan.
Binnen warmt hij het spek op en snijdt het stokbrood, dat hij eindelijk op rantsoen met bonnen kan kopen, legt het eten op het bord – het is midden in de nacht – het zal wel goed blijven tot het ontbijt. Hij pakt het blik op de plank en pakt er een kogel uit en haalt de oude Duitse Luger tevoorschijn. De kogel doet hij in de Luger en haalt de trekker over, maar het wapen klikt alleen maar, Zijn raam kijkt uit op de Boulevard Saint-Germain, hij gooit de kogel zo ver mogelijk weg en hoort hem in het donker op de grond kletteren. Als hij binnen is, pakt hij het blik op. De babyschoenen van zijn zoon zijn nu het belangrijkste. Hij sluit het blik en zet hem terug op de plank en voelt niets anders dan opluchting en berusting.
Akte II November 1940
Capeluche is tevens de naam van de vrouw die conciërge is bij Jazz Chaud. Ze eist, net als commissaris Dax, van Eddie dat hij zijn onderzoek naar de vrijgelaten gevangenen staakt en ook zijn onderzoek naar de zonen. Dédé van Walter le Ricaneur, zijn eigen zoon Jean-Luc en Fabrice, de zoon van zijn voormalige minnares Dominique. Duidelijk hebben de Duitsers gemaakt dat de Senegalezen niet naar Duitsland zijn getransporteerd, ze blijven in Frankrijk.
In het bos denkt hij de mogelijke schuilplaats te hebben gevonden van de strijders uit Senegal, maar belandt in een leeg huis. Aan de achtervolgers in het bos weet hij te ontsnappen. Daarvoor is bijna dagelijks gevolgd door auto’s van de Gestapo en Duitsers in dienst van majoor Hochstetter, die hem waar hij kan beschermt. Op het politiebureau is het Boniface die hem de wind uit de zeilen neemt, zeker als hij een Pervittin-pil genomen heeft uit een buisje dat Fran (Jean Poquelin) hem gegeven heeft. Hij is het zat, de hele bezetting en elke dag op eieren lopen.
Familie Goldstein
Dominique schetst hem het andere verhaal. Van de familie Goldstein, de Joodse familie die tot vier uur ‘s middags binnen moet blijven van de Duitsers. Op bonnen verstrekt eten is dan al op en ze zullen verhongeren, zegt Dominique. Dus zij gaat er op uit om voor eten te zorgen. In een winkel wil ze met bonnen eieren en bloem halen, ze krijgt uiteindelijk twee eieren. In haar appartement pakt ze een kleine zak met meel en wat melk. Ze snijdt een stuk kaas doormidden, doet alles in een mandje en brengt het bij de deur tegenover het hare van de Goldsteins. Het gaat goed met hen, dankzij Dominique, zegt mevrouw Goldstein. Dominique zegt tegen Eddie: ‘Stel je voor dat je dit er nog bovenop hebt. En wat de Goldsteins moeten doorstaan. Weet je, Eddie, je bent geen slechte man. Je vergeet soms een goede man te zijn.’
Dédé wordt vastgebonden met draad gevonden in een soortgelijke stoel als Julot le Bavasrd en met dichtgenaaide lippen in en jazzclub in Montparnasse. Gestorven door toedoen van Capeluche, maar hij had net zo goed kunnen sterven door Fran met zijn Pervitin. Capeluche zelf is gevonden bij de cenotaaf van de dichter Baudelaire. Haar man Hervé zal haar niet missen, zonder haar is het ook goed: ‘Het is maar beter zo.’ Wel heeft Capeluche Eddies vriend, de zwarte Amerikaan Joe over de grens bij de Pyreneeën gebracht, en het babyschoentje van Eddies zoon Jean-Luc meegenomen, die het daar herkend heeft. Die boodschap is overgekomen. Hij leeft dus nog, godzijdank, denkt Eddie. Heel anders dan Fabrice, de zoon van Dominique. Met het regimentsinsigne in de hand wil hij haar vertellen dat hij zijn mogelijke graf heeft gevonden in het bos, waar het insigne ligt dat hij heeft gevonden. Tot een gesprek komt het niet, want ze vertrouwt hem niet. Hoe komt hij aan vier lamskoteletten (gekregen van de slager toen hij een compleet varken heeft meegebracht van een verlaten boerderij)? Eddie zegt dat hij bevriend is met de slager en dat ze de koteletten kan geven aan de Goldsteins. Ze vertrouwt het niet en wijst hem de deur. Hij krijgt niet de kans om iets te zeggen over het lot van haar zoon.
Massagraf
In de noot van de auteur vertelt Chris LLloyd dat de soldaten van het 16e en 24e Régiment de Tirailleurs Sénégalais gescheiden zijn van de troepen uit Metropolitaans Frankrijk en afgevoerd ondanks protesten van de Franse officieren. Zes van de officieren zijn naar een locatie aan de noordelijke kant van het Bois d’Eraine gebracht en geëxecuteerd., hun lichamen begraven in een massagraf. In de buurt werden nog twee lichamen begraven, dat van een Ivoriaanse en van een Guinese soldaat. Het vermoeden bestaat dat zelfs 64 soldaten op deze manier zijn geëxecuteerd. Een van de bekende massamoorden op Franse soldaten van Afrikaanse afkomst, onduidelijk is of de daders hiervoor gestraft zijn, dat zou natuurlijk wel moeten. In 1992 is een gedenkteken opgericht voor het massagraf waar acht lichamen zijn gevonden. In 2010 is een ceremonie gehouden om te herdenken dat deze gruweldaad plaats heeft gevonden zeventig jaar ervoor. Deze wordt nu elk jaar herdacht.
Chris Lloyd – Eddie Girl 2 – Requiem (dit jaar verschenen als Paris Requiem bij Orion) is vertaald uit het Engels door Tasio Ferrand, 396 pagina’s, ISBN 978 90 225 9937 2, uitgeverij Boekerij, € 23,99, augustus 2023