Dracul - Dacre Stoker & J.D. Barker
Bloeddorstig boek blikt terug op historie Dracula
Bram Stoker neemt ons mee via zijn dagboeken en vertelt zijn belevenissen
Het werk van J.D. Barker kennen we inmiddels, maar met de achterneef van Bram Stoker proberen beiden op basis van nagelaten notities van Stoker de ware oorsprong van Dracula, zijn schepper en de mysterieuze vrouw die hen verbindt te onthullen. Via het dagboek van Bram Stoker en de herinneringen die hij heeft aan het gezin waarin hij werd opgevoed, komen we steeds meer te weten.
De jonge Bram Stoker is tot zijn zevende bedlegerig. Om hem te begeleiden is Ellen Crone door Brams moeder in dienst genomen. Ook zijn zus Matilda zorgt voor hem. Ellen is heel vaak afwezig, twee dagen weg en dan is ze er weer. Ook gebeuren er vreemde moorden. Zo wordt het hele gezin van Patrick O’Cuiv vermoord, behalve het zesenhalf jaar oude meisje Maggie. Later blijkt dat O’Cuiv ook mogelijk landbeheerder Cornelius Healy heeft vermoord.
Libellen in moeras
Matilda en Bram gaan stiekem naar de kamer van Nanna Ellen en ontdekken dat ze niet echt op een bed slaapt, ze slaapt op de grond en daaronder barst het onder het matras van de maden en wormen. Hoe kan ze daar slapen? In de kamer is het een en al stof. Ze volgen de vreemde vrouw die vaak richting Artane Castle loopt. Wanneer ze het bos ingaat, doet ze de cape van hun moeder af, de huid van haar lichaam lijkt ineens wel heel erg oud. Ze loopt zo in haar slaaphemd het moeras in, langer dan vijf minuten blijft ze onder water. Op dat moment komen er talloze libellen op Matilda en Bram af. Als er minuten voorbij zijn werd opeens vanuit het met kroos bedekte water een hand opgestoken, die een libelle uit de lucht plukte en weer onder het water verdween.
Misschien droomt Bram het maar op een bepaald moment lijkt het alsof Ellen zich op hem stort op zijn bed en lichtjes bijt in zijn pols, waarna er twee puntjes overblijven. Heeft ze op vampierachtige wijze van zijn bloed gedronken? Niets is meer te zien van de littekens die de bloedzuigers van oom Edward op zijn lichaam achterlieten, als hij hem gaat aderlaten. De enige manier om te voorkomen dat hij doodgaat.
Kasteeltoren
Met Matilda loopt hij de treden – zonder reling –op van de toren van het kasteel, onderweg aangevallen door drie grote vleermuizen. Als ze boven zijn, opent Matilda de deur van een kamer van meer dan vier meter in doorsnee. Het plafond is ruim drie meter hoog en wordt gedomineerd door een gemetselde stenen baldakijn. In de kamer staat een kist. In het midden ervan ligt het verminkte karkas van een kat, waarvan de keel is doorgebeten. Eromheen ligt een tiental dode ratten met smerige pels. De stank is enorm. Matilda heeft hem verteld dat hun broer Thornley een tas met iets levends naar Nanna Ellen heeft gebracht. Ze denkt aan de kippen in de ren (of zijn ze doodgebeten zijn door een vos?). Bram ziet dat het wondje op zijn pols, veroorzaakt door Ellen, weg is. Wat heeft Ellen met hem gedaan?
In de kist vinden ze nog een hand, maar niet van Nanna Ellen, constateert Bram. Veel te groot voor een vrouw. De vingers zijn om iets heen geklemd: een mannenring met een brede band, versierd met minutieuze gegraveerde symbolen. Twee aan beide kanten van de vatting. Iets wat op een wapenschild lijkt. In het midden van een schild ziet Bram de afbeelding van een drakenkop met daaromheen een kring van diamantjes. Het zichtbare oog van de draak wordt gevormd door een robijntje dat hem rood tegemoet gloeit. In de binnenrand staat gegraveerd: Casa lui Dracul. Op dat moment lijkt een van de vingers te bewegen en rennen Matilda en Bram de kamer uit.
Over de auteurs
J.D. Barker (Lombard, Illinois, VS, 1971) brak internationaal door met Horen zien zwijgen, het eerste deel in de bestsellertrilogie over rechercheur Sam Porter. Zijn stijl wordt vaak vergeleken met die van Stephen King. De nabestaanden van Dracula-auteur Bram Stoker waren dusdanig onder de indruk van zijn werk, dat ze Barker vroegen om als coauteur voor de langverwachte Dracula-prequel. Barker woont in Amerika met zijn gezin.
Dacre Stoker (Montreal, Canada, 1958) is de achterneef van Bram Stoker. Hij runt samen met zijn vrouw de Bram Stoker Estate in de Verenigde Staten en zet zich actief in om de nalatenschap van Bram Stoker levend te houden.
Er komen steeds vreemdere dingen naar voren. Zo is de vraag of Patrick O’Cuiv nog in leven is veertien jaar nadat hij zelfmoord heeft gepleegd in de gevangenis. Matilda herkent zijn gezicht van een nog niet geïdentificeerde man, een verstekeling van dertig tot veertig jaar die van een schip valt en angstig gedrag vertoont, ook op het schip zelf. Het is sprekend O’Cuiv. Als haar broer Thornley met haar en broer Bram het mortuarium van het Steevens ziekenhuis bezoekt – dat naast het psychiatrisch ziekenhuis ligt waar Thornley werkt – bekjken ze het reeds opengesneden lichaam van O’Cuiv. Matilda ziet daarna zijn hart kloppen in een glazen pot. Als Thornley alleen terugkeert is het lichaam weg, en ligt de nachtwaker op zijn plaats. Bijna alle dode lichamen laten een belletje horen, geluid dat de ratten veroorzaken die in de lichamen op organen bijten en opeten.
Graf vermeende zelfmoordenaar
Als Matilda en Bram daarna op een begraafplaats het graf van de vermeende zelfmoord openen, blijkt dat het alleen stenen en keien bevat, maar ook ma’s cape die Ellen van zich afwerpt als ze het moeras inloopt, en een prachtig collier, een spiegel, een haarborstel en een boek met het handschrift van Ellen. Wanneer ze die avond logeren in een herberg omdat de koetsier van de koets die Thornley ze ter beschikking heeft gesteld, verdwenen is, en er liggen druppels bloed in de koets, ziet Matilda dat Bram buiten staat bij Ellen en O’Cuivs zesjarige dochtertje Maggie. En dat Bram bijt in de pols van Ellen en zij in de pols van Bram. Ze schrijft Ellen de volgende dag een brief en vertelt haar over de vondst. Heeft zij het collier, de spiegel en haarborstel gestolen van gravin Dolingen von Gratz? En heeft zij in het boek geschreven dat ook in het graf ligt, en dat volgens Thornley in het Hongaars is geschreven en al begint in 1654. Thornley weet misschien iemand die hen daarmee kan helpen. Hebben ze ooit gehoord van de Hellfire Club?
Daar is het Arminus Vambéry die hun verhaal aanhoort en met hen praat over de inhoud, die gaat over een meisje dat met een rijke man trouwt, maar die geen enkele liefde voor haar toont en haar opsluit. Ze springt vanaf het kasteel naar buiten en sterft. Maar haar geest neemt wraak op iedereen die haar ellende heeft veroorzaakt, want ze was liever getrouwd met de boerenzoon die echt van haar hield, maar geen geld had in de ogen van haar vader. Ze staat symbool voor de Dearg-Due en herrijst voor de tweede keer uit de dood en ziet in het schemerlicht de torenkamer van een kasteel en de man die over haar gebogen staat. Hij houdt een konijn boven haar met een doorgesneden nek en het bloed druppelt haar mond. Het smaakt aangenaam zoet en algauw voelt ze het bloed door haar aderen stromen, zodat er nieuw leven komt in haar spieren. Zijn stem klinkt als een volle bariton, met een accent dat ze niet thuis kan brengen: ‘Ik heb je uit een diepe slaap gewekt en je weer tot leven gewekt. Ik heb alles opgeschreven zoals ik het heb beleefd. – Gravin Dolingen von Gratz, 13 oktober 1654.’ Of zou het Ellen haar die haar heeft vervangen? Vragen te over.
Eeuwenoud geslacht
Vambéry vertelt over de Draculs dat ze een eeuwenoud geslacht vormen uit de bergen van Walachije die van keuterboertjes beschermheren zijn geworden en ze heersen over het land, eeuwenlang verdedigd tegen de Turken. Ze hebben een pact gesloten met de duivel. Elke telg uit het geslacht reist naar het Meer van Hermanstadt om er te worden opgeleid in de Scholomance, de school van de duivel. Van de tien leerlingen keren er negen terug naar huis, nummer tien wordt opgeëist door de duivel als tegenprestatie.
De helderziende Oliver Stewart kan hen vertellen waar Ellen Crane gebleven is, maar komt er niet uit en heeft kaarten nodig. Met Ellens haarlok in de hand vraagt hij met zijn pendel waar ze is, maar krijgt geen antwoord. Dan komt Thornley’s vrouw Emily naakt naar hen toe en wordt pas rustig als Matilda het kruis boven haar gezicht houdt. Emily zegt dat ze gezocht wordt en dat hij de Dearg-Due ook zoekt, zijn geliefde gravin. Bram krijgt pijn aan zijn borst want de ketting met de ring uit de toren verspreidt een intense hitte. Opeens roept Stewart: ‘Whitby’. Emily ging er vandoor en sprong door het grote raam in het duister van de storm.
Grote graftombe
Het hele gezelschap reist af met de boot naar Engeland, steken de Ierse zee over om naar het plaatsje Whitby waar ze Emily en Ellen hopen weer te zien en installeren ze zich in de Duke of York Inn. In de abdij en op de begraafplaats worden ook allerlei onthullingen gedaan, die de lezer zelf kan ontdekken. De reis is nog niet afgelopen, want als ze Dracul werkelijk willen ontmoeten, moeten ze afreizen naar München. Niet ver daar vandaan ligt een piepklein dorpje, waar zijn verblijf en al zijn ‘ondoden’ zich bevinden. Ze stuiten er op het graf van Emily, Thornley’s vrouw, die weliswaar geestesziek is maar wordt gered. In haar plaats wordt iemand anders op last van Dracul begraven op de plek met de inscriptie boven de ingang van de grote graftombe: ‘Gravin Dolingen von Gratz in Stiermarken zocht en vond de dood – 1801’. Daar in dat dorpje wordt het lichaam van Ellens grote liefde Deaglan O’Cuiv weer tot leven gebracht omdat uit een kistje zijn hart wordt gehaald, en met behulp van een doodgemaakte zigeuner (Szgany) gaat Deaglan herleven. Hij heeft zelfs bloed uit Brams hals gezogen. Ook de anderen lijken er niet aan te ontkomen dat bloed uit hun hals wordt gezogen. En dan opeens lijkt de nachtmerrie ver weg en worden ze wakker in een vreemde hotelkamer van Hotel Quatre Saisons. Dezelfde dag vertrekken ze om drie uur die middag naar Dublin, een reis van vier dagen.
Dagboeknotities
De dagboeknotities van Bram Stoker werpen een goed licht op hoe zijn boek over Dracula tot stand is gekomen, maar dat ging niet over rozen, zo staat in het nawoord, want de eerste 101 pagina’s van het waargebeurde verhaal moet hij van uitgever Otto Kylmann van Archibald Constable & Company schrappen, omdat als het waargebeurd zou zijn velen zich nog recent de Whitechapel-moorden herinneren. Bram heeft juist met die omschrijving willen waarschuwen voor mogelijk gevaar. De uitgever denkt daar anders over. Dat Bram nu 101 pagina’s moet schrappen en veel herschrijven in overleg met de uitgever, is niet erg. Als er een andere uitgave komt dan de Britse editie, kan hij alsnog het originele verhaal naar een uitgever sturen. Dan weet hij nog niet dat zijn boek wereldberoemd wordt. Wie het slot van Dracul wil lezen met heel bloeddorstige scènes, kan zich daarop volop aan laven. Al die details op te sommen zou te veel van het goede zijn, maar fascinerend is het boek zeker. Het is met zorg en passie samengesteld, met dank aan de achterneef van Bram Stoker, Declan Stoker en de inmiddels ervaren crimeschrijver J.D. Barker.
Dacre Stoker & J.D. Barker – Dracul (in het Engels in 2018 bij Penguin verschenen als Dracul) is uit het Engels vertaald door Martin Jansen in de Wal en Jan Pott, ISBN 978 90 225 9930 3, € 12,99, juni 2023