De wraak van Diponegoro - Martin Bossenbroek
Begin en einde van Nederlands-Indië
Complexe historie als spannende avonturenroman
Wie een boek ziet liggen met als titel De wraak van Diponegoro, vermoedt allicht dat het gaat om een spannende avonturenroman. Zeker als het omslag de bloedige strijd laat zien tussen twee van agressie exploderende tijgers en een tweetal op volle kracht terugvechtende buffels, balancerend op de rand van een ravijn.
Zet de schrijver Martin Bossenbroek de lezer daarmee op het verkeerde been? Absoluut niet. Zijn verhaal beschrijft weliswaar twee bloedige en politiek complexe fasen uit de Nederlands-Indonesische geschiedenis, maar hij serveert die wel degelijk als een spannend avontuur van levensechte mensen. Die zijn bovendien de exponenten van twee uiteenlopende culturen. Een beklemmend, maar ook fascinerend relaas van wederzijds falend menselijk inzicht.
Met veel begrip voor beide werelden laat hij zien hoe Nederland door de jaren heen zich als superieur beschouwde ten opzichte van Indonesië. De eerste helft van deze pakweg 800 pagina’s vertelt hoe de Nederlandse generaal De Kock in 1830 een einde maakt aan de opstand van de Javaanse prins Diponegoro. In het tweede deel beleeft de lezer hoe een eeuw later opnieuw een charismatische Indonesische leider zijn volk voorgaat in een opstand tegen het Nederlandse bestuur.
Ditmaal staat de bevlogen intellectueel Soekarno, afkomstig uit de lagere Javaanse adel, tegenover de bestuurder Huib van Mook. Ziedaar: Bossenbroek presenteert Soekarno’s Indonesische revolutie als de wraak voor de ondergang van de door De Kock bedrogen Diponegoro. Briljant idee van Bossenbroek, want daarmee schept hij een rijke historische context en maakt hij van Soekarno een haast mythische figuur.
Wie het eiland Java een beetje kent, voelt zich meteen thuis in de sfeer waarin ’de wraak’ zich afspeelt. Bossenbroek zet zijn ’schildering’ lekker breed op, alsof hij zoiets als De Nachtwacht voor ogen heeft. Zoals Rembrandt speelt met het claire obscure, zo vertelt hij vanuit een wisselend perspectief. Na het beschrijven van een aantal Hollandse stappen, haast hij zich om te laten zien welke plannen de Javanen trekken.
Met krachtige lijnen schetst hij de vele hoofd- en bijrollen. Mannen als de horkachtige gouverneur-generaal Daendels en de oprecht in land en volk geïnteresseerde Britse landvoogd Raffles, die vaststelde dat Koning Willem I wat betreft Indië slechts was geïnteresseerd in winst, maar dan ook onmiddellijke winst. Hij tekent ook Van den Bosch die zich in Nederland inzette voor de armen om vervolgens in de kolonie het verfoeide cultuurstelstel in te voeren, waarmee hij het Indonesische volk onbedoeld omvormt tot de melkkoe van de Nederland.
Puttend uit talloze persoonlijke verhalen van henzelf en van getuigen, zoals de Alkmaarse militair Toontje Poland, laat hij deze historie bijna als de actualiteit uit de pagina’s tevoorschijn komen. Aldus kan de lezer zich moeiteloos identificeren met het denken en doen van deze mensen uit de eerste dertig jaar van de negentiende eeuw. Het is zelfs mogelijk mee te leven met de beide hoofdpersonen: generaal De Kock en prins Diponegoro. De een is een echte vader, echtgenoot en een kundig militair met oprechte interesse voor Indië.
Tegenover hem staat prins Diponegoro die zich als troonopvolger van de sultan van Yogyakarta gepasseerd voelt, rebelleert tegen de verstikkende hofkringen en zich ontpopt als de verdediger van zijn Javaanse cultuur en de islam. Het volk voelt zich daardoor aangesproken. Als de Nederlanders om de rust op Midden-Java te bewaren, zich met zijn strijd gaan bemoeien ontaardt dat in een vijf jaar voortslepende oorlog, waarin de prins de steun krijgt van zijn volk.
Steeds dichter komen De Kock en de prins tegenover elkaar te staan tot ze elkaar ontmoeten en haast vriendschappelijk met elkaar omgaan. Totdat De Kock zijn opponent tijdens een gesprek domweg laat arresteren.
In 1860 leidt Douwes Dekker met zijn roman Max Havelaar het einde in van het fnuikende Nederlandse cultuurstelsel. Er komt meer Nederlandse aandacht voor de ontwikkeling van de bevolking, maar met de Westerse greep op de Indonesische samenleving en het Nederlandse economisch belang in Indië, krijgen Indonesiërs zelfs nauwelijks invloed op het bestuur van hun eigen land. Totdat de emancipatie van de Indonesische intellectuele Westers georiënteerde elite zich in de jaren twintig en dertig ontwikkelt tot uitgesproken nationalisme.
In die sfeer groeien de hoofdrolspelers op uit het tweede deel van ’e wraak: de op Java geboren Nederlandse bestuursambtenaar Huib van Mook en de Javaanse student Soekarno. Van Mook maakt snel carrière, ofschoon zijn visie op de toekomst van Indië realistischer, dus progressiever is dan die van zijn conservatieve superieuren. Hij kent de Indonesiërs en droomt van een ’vrij en gelukkig Indonesië’, zij het vooralsnog onder Nederlandse leiding.
Soekarno leert als leerling van de HBS in Soerabaja andere Indonesische jonge mannen kennen die eveneens dromen van een net zo ’vrij en gelukkig Indonesië’, zij het zónder Nederlandse leiding. Bossenbroek beschrijft zijn ontwikkeling tot man en politicus omringd door rivaliserende gelijkgestemden onder wie Mohammed Hatta en Soetan Sjahrir, beiden opgeleid in Nederland. Ook hier wisselt Bossenboek telkens van perspectief, nu eens volgt hij Van Mook en de andere Nederlanders, dan weer beziet hij de wereld vanuit Soekarno en de zijnen. Na opnieuw een bloedige oorlog draagt Nederland eind 1949 de soevereiniteit over de archipel over aan Indonesië: Diponegoro is gewroken.
Die afloop is bekend, maar het leesplezier is er niet minder om.
Bovendien is het steeds weer verrassend, zo niet schokkend om te zien hoe kortzichtig het Nederlandse beleid getuigt van weinig kennis en respect voor de Indonesische geschiedenis en cultuur. Samen met de sterke conservatieve Haagse overheid moest dat tweemaal leiden tot een oorlog.
Tweemaal was Nederland daarin militair oppermachtig, maar moreel waren Diponegoro, Soekarno en hun volk sterker.
Wat betreft Soekarno, die verdient in dit verhaal zeker niet de schoonheidsprijs. Niettemin kweekt Bossenbroek respect voor de Indonesische politieke elite die vele offers bracht.
Tragisch is de aftocht van Huib van Mook, vanuit het verre Den Haag ontheven uit zijn functie van luitenant-gouverneur-generaal, symbool voor de failliete Nederlandse koloniale politiek. Ook hij bracht zware offers, ambtelijk en privé. Dertig jaar werk voor zijn geboorteland: ’voor niets’. Zo verdwijnt hij uit beeld. Net zoals Diponegoro in 1830.
De grote waarde van dit boek is dat Bossenbroek de geschiedenis vanuit twee inleefbare visies laat zien. Oordelen over het verleden is te simpel, het gaat om het inzichtelijk maken van het menselijk handelen, want zo kunnen de trauma’s van het gezamenlijk verleden beter worden verwerkt en valt er wellicht iets te leren voor de toekomst waarin beide landen nog veel voor elkaar kunnen betekenen.
Hans Visser
Over de auteur
Martin Bossenbroek (Amsterdam, 1953) promoveerde op het proefschrift Volk voor Indië. De historicus was verbonden aan onder meer de universiteit van Leiden en de Koninklijke Bibliotheek. In 2013 won hij de Libris Geschiedenis Prijs voor zijn boek De Boerenoorlog, dat een aantal malen werd vertaald en ruim twintig herdrukken beleefde. Zijn boek Fout in de Koude Oorlog. Nederland in tweestrijd 1945-1989 uit 2016 stond op de shortlist van de M.J. Brusse-prijs voor het beste journalistieke boek en op de shortlist van de Libris Geschiedenis Prijs.
Martin Bossenbroek – De wraak van Diponegoro. 798 pagina’s, ISBN 9789025301514, Prijs € 39,99, Atheneum, Polak & Van Gennep, november 2020