De tromslager - Frits Bosch
Liefdevol portret van een Zwitserse stamvader
Actief in het Staatse en daarna Bataafse leger en eindigend als politieman in Den Helder
Auteur en psycholoog Frits Bosch beschrijft in zijn historische debuutroman het leven van zijn stamvader Adam Bösch. Geboren in 1762 in het Oost-Zwitserse plaatsje Stein uit een evangelisch gereformeerd en arm milieu, geteisterd door oorlog, armoe en kindersterfte. Hij is al op zijn zevende geïntrigeerd door geschiedenis en biologie. Niettemin ontstijgt de dappere Adam al jong zijn milieu omdat hij het gevoel heeft dat hij niet verder komt bij gebrek aan onderwijs, hooguit wat catechisatielessen gegeven door dorpsdominee Rosemann Schädler, maar die wordt ook al ouder.
Met zijn plunjezak trekt hij de wijde wereld in en reist met een groot vlot over de Rijn richting Holland. Deze reist dankt hij aan het feit dat hij de vlotleider tipt over de juiste balans om het vlot weer in het water te krijgen. In het Nederlandse leger verdienen Zwitserse soldaten hun brood in hun garde. Bestemming is Breda waar Adam belandt na aankomst in Dordrecht samen met Silvester Saxer, net als hij afkomstig uit het graafschap Toggenburg. De enige Zwitserse Garde die er nu nog over is, is de garde die eeuwenlang het Vaticaan bewaakt.
Bestorming van de Bastille
In 1789 bestormen de Fransen de Bastille en wordt koning Lodewijk XVI onthoofd. Daarvan is later een zeer fraaie plaat verkrijgbaar in kunst- en boekhandels. In Breda worden Adam en Silvester aangenomen als soldaat, Adam als muzikant (tromslager) en Silvester als grenadier. Nu alleen nog een goede trom en stokken. Dan leert hij de vaste signalen voor elk commando: alarm, appèl, rapport, geef acht, brand, ten aanval, looppas en reveille. Ze moeten tekenen voor zes jaar en krijgen per dag vijf stuivers. Adam koopt zijn trommel voor drie stuivers direct op de eerste dag. Verder moeten ze betalen voor hun uniform, wapens en medische verzorging. Als eten krijgen ze aardappels in spekvet (potjebrajer). Als afwisseling meelpap en soms groente, maar die is niet vers.
De auteur
Frits Bosch (Haarlem, 1952) groeide op in zijn geboortestad Haarlem en studeerde psychologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. Tijdens zijn studie speelde hij als bassist in verschillende (cover)bands en zette hij samen met anderen een eerstelijnspraktijk op, waarover hij schreef in zijn debuut Help de psycholoog verzuipt! dat in 2019 verscheen. Bij onderzoek naar zijn stamboom ontdekte hij dat zijn Zwitserse grootvader huursoldaat was in het Staatse leger, wat hem inspireerde tot het schrijven van De tromslager.
Dan breekt de oorlog uit tussen revolutionair Frankrijk en een coalitie van Oostenrijk, Pruisen, de Nederlandse republiek, Groot-Brittannië, Spanje, Napels- Sicilië, Pimont-Sardinië en andere kleine staten. Het komt tot een veldslag in Grave. Frankrijk is duidelijk aan de winnende hand. Grave lijdt aan voedseltekorten, ziekte en de bevolking van Grave is radeloos, maar generaal De Bons wil niet toegeven aan de Franse generaal Pichegru. Uiteindelijk vertrekt De Bons met 1400 Staatse soldaten, onder wie Adam en Silvester en biedt onderweg aan Pichegru zijn degen aan. Die hem uit achting voor zijn formidabele strijd een vriendenmaaltijd aanbiedt. Er wordt nu een nieuw Bataafs leger gevormd in de nieuwe Bataafse Republiek. Adam en Silvester worden ondergebracht in Fort Moermont, als onderdeel van de West-Brabantse Waterlinie. Met het leger trekt Adam nu door heel Nederland, de Zwitsers zijn teruggegaan.
Ondeugende liedjes
Kinderen en vrouwen reizen ook mee met de soldaten. De struise Johanna Kers is iemand die hen vermaakt met haar winkeltje met etenswaar en dranken als jenever, brandewijn en likeur. Johanna en hij gaan steeds vaker met elkaar om en trouwen op 30 augustus 1795. De bruiloft levert zoveel feestelijke geluiden en danspartijen op met ondeugende liedjes dat generaal Frederik May wiens kantoor in de nabije villa Maylust is, dat hij Johanna een hoer noemt, iets dat Adam hem achteraf kwalijk neemt.
Adam droomt van een zoon, die net als zijn vader Paulus moet heten. Het wordt een meisje, Maria. Steeds als hij even verlof heeft is de rondreizende Adam bij zijn gezinnetje in Johanna’s geboorteplaats Fijnaart. Daar wordt een maaltijd geserveerd van Sauerkraut mit Bratwurst waar de worst in de zuurkool rechtop wordt gezet als seksueel grapje wat Adam niet kan waarderen. Als hij op een dag voor het huis staat en een gesloten deur aantreft, blijkt zijn vrouw verdwenen. Zij kon de huur niet meer betalen. Alleen een troosteloos lappenpopje ligt er nog. Adam kan nu niet meer zien hoe Maria opgroeit, dat zit hem dwars.
Dan moet Adams regiment in opdracht van de Franse generaal Dumonceau zo snel mogelijk richting Noord-Holland marcheren. Een strijd tegen de Britten die een bruggenhoofd hebben gevestigd met twee grote kanonnen bij Krabbendam, aan de rand van de Zijperpolder. Het is even wennen voor Adam om met de Fransen te strijden tegen Engelsen, Russen, Pruisen en Oranje-gezinde oud-strijders van het Staatse leger. De Brits-Russische expeditie, ook wel de Den Helderexpeditie genoemd was een expeditie door Britse en Russische troepen van 27 augustus tot 19 november 1799, tijdens de Tweede Coalitieoorlog tegen revolutionair Frankrijk. Er zouden in de duinen nog resten van soldaten te vinden zijn. In Bergen is de Russenweg te vinden en daar dicht bij het Russenmonument. De strijd heeft zijn sporen nagelaten. Als Adam via een schipbrug het kanaal van Alkmaar oversteekt en marcheert in de richting van Schoorldam komen ze in gevecht met de Engelse brigade onder leiding van generaal Manners. Dumanceau geeft bevel om de Russische colonnes boven Bergen aan te vallen. Wat zorgt voor verwarring bij de Russen, die zo naar Bergen werden gedwongen. Adam ziet hoe de een na de andere Rus neervalt. Zelf wordt hij in zijn been geraakt en arts Marius staat al gereed om met een zaag zijn been af te zagen. Dat kan Adam nog maar net voorkomen met een Duitse kreet. Hij wordt op een kar naar Koedijk gebracht en zijn been krijgt later een noodspalk van legerchirurg majoor Buchner. Nadat hij afscheid neemt van medemuzikant Lodewijk Knotter, komt hij terecht in Haarlem in het Sint Elisabeths Gasthuis waar zijn been herstelt, constateert de chirurgijn tevreden. In Haarlem ontmoet hij ook zijn toekomstige, tweede vrouw Grietje Gode. Haar vader heeft hem uitgenodigd zijn gast te zijn. Zijn vrouw Aafje en dochter Geesje zitten achter het weefgetouw waarmee ze hun geld verdienen. Als het weefgetouw mankementen vertoont, weet Adam hem op te knappen. Hij blijft tot Oudjaar bij de familie. Grietje heeft nog een pak dat niet gebruikt is en dat ze voor hem op maat maakt. Samen bereiden ze een kaasfondue voor de Kerstmaaltijd van de familie. Daarna neemt hij afscheid om weer bij het leger te dienen als tromslager.
Gedeserteerd uit het leger
Als het leger weer wordt gedirigeerd naar Frankfurt denkt hij aan de tijd dat hij met een vlot de Rijn afvoer. Met Lodewijk besluit hij te deserteren en ’s avonds lopen ze met jas aan een rugzak verborgen onder de jas het kamp uit en gaan vooral ’s nachts verder tot ze in de Veluwe belanden. En daar gebruik mogen maken van het koetshuis van Arthur van Havelingen in Lunteren. Daar wonen hij en zijn vrouw Godelieke gewoonlijk, maar aangezien zijn ouders nu in Suriname zijn en zij tijdelijk in het huis wonen, staat het koetshuis leeg. Adam speelt nieuwe ritmes voor en Arthur onbekende ritmepatronen. Adam leert Arthur de finesses van het trommelen. En aangezien hij zijn oude trommel in het legerkamp heeft gelaten is hij des te meer verrast dat hij Arthurs trommel krijgt als ze weer vertrekken. Als geschenk omdat Adam hem zo veel geleerd heeft. Af en toen knijpt Adam hem wel: zou hij niet gepakt worden omdat hij gedeserteerd is? Als hij met Lodewijk meegaat naar Leiden, wordt er niet meer over het leger gesproken. Na een leuke tijd en klusjes te hebben verricht is het tijd om weer naar Haarlem te gaan. Te kijken hoe het met de familie Gobe is gesteld. Grietje blijkt inmiddels verkering te hebben met Felix Lenoir. Hij wil het leger in, in het nieuwe jaar. Zijn vader heeft tenslotte tien Russen gedood. Als Adam meegaat met Hermanus Gobe naar Gerrit voor melk en kaas, blijkt dat Gerrit van het dak is gevallen tijdens een timmerklusje. Adam helpt hem tijdelijk uit de brand en neemt het werk over, zoals het verzorgen van de koeien. Als Gerrit in het voorjaar zijn arm weer kan gebruiken is er minder werk voor Adam en gaat hij terug naar Haarlem, waar hij klussen gaat doen en in dienst komt van koning Lodewijk Napoleon als aardwerker. Felix laat intussen zijn trommelkunsten zien, maar haalt het niet bij die van de veel meer ervaren Adam. Als blijkt dat de relatie tussen Grietje en Felix achteruit is gegaan blijken Adam en Grietje voor elkaar bestemd. Ze ziet al een gezin met vier kinderen voor zich. Ze wandelen helemaal naar zee, waar Adam naakt zwemt en Grietje in haar onderjurk.
Roze schelp
Op het strand geeft hij haar een mooie roze schelp geeft als herinnering aan deze mooie dag. Waarna ze in een duinbekken naakt rollenbollen en intens vrijen. Ze trouwen in het Stadhuis van Haarlem. In het kleine zijkamertje wordt een sober huwelijk gesloten tussen Grietje Gode en Adam Bos, geboorteplaats Spaarnwoude verzint hij. Kort erop verneemt hij het goede nieuws dat Lodewijk Napoleon heeft afgevaardigd: dat er een generaal pardon is voor alle deserteurs van zee- en landmacht. Hij kan wel een gat in de lucht springen. Zo blij is hij en voelt zich nu echt een vrij mens.
Dan is Grietje al in verwachting van het eerste kind: Cornelia. Snel gevolgd door weer een meisje, Maria Barbara, en daarna zijn eerste zoon die natuurlijk Petrus genoemd wordt, naar zijn vader. Napoleon stuurt zijn broer de laan uit. Na de Franse annexatie is er steeds minder werk voor Adam. Er komen Franse belastingcontroleurs en douaniers en de dienstplicht wordt ingevoerd. Arme gezinnen kunnen hun kinderen niet meer voeden. Hem wordt aangeraden om naar Den Helder te verhuizen met het hele gezin omdat er arbeiders worden gezocht voor Fort Lasalle en ze krijgen daar 26 tot 48 stuivers voor betaald, afhankelijk van het aantal schaften of roedels specie. Gerrit heeft het stel verhuisd naar Den Helder waar hij snel aan de slag kan bij kapitein Valter. Omdat ze nog geen huis hebben, krijgen ze een tijdelijk onderkomen bij Maria Smid in Huisduinen. Half september wordt Adam al voorman en krijgt een groep Spaanse aardwerkers onder zijn hoede. Binnenkort komt keizer Napoleon naar Den Helder en inspecteert ‘ons werk’ zoals Valter zegt. Als hij Napoleon iets in de oren fluistert, kijkt deze naar Adam en die geeft hem een beleefd knikje terug. In het huis van de duinen krijgt hun derde kind, Maria Barbara was de tweede, het zoontje Paulus roodvonk en sterft kort daarna.
Politieman
Later krijgen ze na Hermanus weer een zoontje in 1816, dat Paulus genoemd wordt, net als zijn vader. Van zijn schoonzuster die hoort hij het trieste nieuws dat Felix Lenoir in Rusland is gestorven. Adam is intussen politieman geworden dankzij schout en provisioneel burgemeester en schout Pieter Korff, die hem aan deze baan geholpen heeft en ook aan een huis in de Wachtstraat 75. Korff is heel wat aardiger dan de schout Jan in ‘t Velt die hem zelfs een keer twee dagen schorst zonder behoud van salaris. Daarna heeft het werk bij de politie voor Adam alle glorie verloren. Intussen is er het nieuws in de Opregte Haarlemse Courant van 10 juli 1821 dat Napoleon Bonaparte op 5 mei zes uur ’s middags is overleden op het eiland St. Helena.
Doopbewijs op perkamenten briefje
Zelf overlijdt Adam, gedoopt op 15 september 1762, op 2 november 1824. Hij is de laatste tijd erg moe geweest en denkt dat zijn hart onregelmatig klopt. Grietje weet dat hij nog maar 56 is, maar in werkelijkheid is hij 62 geworden. Na zijn overlijden vindt Cornelia, de oudste dochter, in de kist met kleding een buideltasje met daarin een vergeeld perkamenten briefje met het doopbewijs en laat het aan Grietje zien, die geschokt is maar niet het vertrouwen in haar man heeft verloren. Hij heeft heel wat tegenslagen gehad zoals het deserteren uit het leger en de schorsing. Adam is dus in het echt 62 geworden. Op een kille 3 november 1824 wordt Adam begraven op de begraafplaats van Den Helder, halverwege Huisduinen. Grietje legt zijn politiepet op de kist. Na de korte ceremonie met dominee Romar voeren ook Cornelia, Maria Smid en de schout en burgemeester Jan in ’t Velt het woord. De volgende dag gaat Grietje alleen naar het kerkhof en kijkt tevreden, over de onjuiste informatie over haar ’jongere man’ naar het houten bordje met daarop Adam Bösch 1768-1824 en legt een roze schelp op zijn graf.
Frits Bosch – De tromslager – Gedeserteerd uit het leger van Napoleon, 184 pagina’s, met nawoord, stamboom, bronnen en geraadpleegde boeken en websites, ISBN 978 90 83114 54 5, uitgeverij de Brouwerij, € 20, november 2021