De Rode Olifant - Kees ’t Hart

Knappe, maar wel wat langdradige pastiche op managementtaaltje
Een consultant slaat op hol
Een man schrijft brieven aan zijn advocaat. Hij is ergens voor aangeklaagd, is ervan overtuigd er wel met een taakstrafje vanaf te zullen komen. Maar wat hij precies misdaan heeft, daarvoor moet de lezer wachten tot de laatste pagina van De rode olifant. Want de man, een consultant in warenhuis- en winkelopstellingen, is een enorme ouwehoer, een opgeblazen baasje dat het ontzettend met zichzelf getroffen heeft en alles uit de kast haalt om maar indruk te maken op zijn advocaat. Buitengewoon geestig en knap geschreven zoals we van ’t Hart gewend zijn, maar – eerlijk toegegeven – op den duur ook wel wat langdradig. Dik 250 pagina’s prollerige managementtaal is wel wat veel van het goede.
Over de auteur
Kees ’t Hart (Den Haag, 1944) studeerde Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam en was lange tijd werkzaam als docent en studiebegeleider. In 1988 publiceerde hij zijn eerste boek, de verhalenbundel Vitrines. Daarna volgde een lange reeks romans, essays, verhalen- en gedichtenbundels. Zijn romans De revue en Teatro Olimpico behaalden in het verleden de shortlist voor de Libris Literatuurprijs, en De revue werd bekroond met de Multatuliprijs. Het werk van ’t Hart wordt gekenmerkt door zijn ironische toonzetting.
Art deco-gebouw
De titel De rode olifant is ontleend aan het Art deco-gebouw uit 1924 waar het in dit boek allemaal om draait: het voormalige Essokantoor in Den Haag dat vanwege het rode metselwerk en de gestileerde olifantenkop in de voorgevel de bijnaam Rode Olifant heeft. Daar komt de naamloze consultant tot de daad waarvoor hij nu is aangeklaagd, maar waarover hij dus pas op de laatste bladzij opheldering geeft. In zijn brieven probeert hij zijn advocaat en dus ook ons als lezer te overtuigen van de rechtvaardigheid of toch tenminste logische motivatie van die daad.
Pompeus
Een naam krijgt de man niet, maar karakter des te meer. Consequent spreekt hij in pompeuze volzinnen vol wollige clichés, vaak Engelstalig. ‘Keuzetransparantie’, ‘koopmotivatie’, ‘een nieuwe beleving voor de klant’, commodity’s en merchandise, het kan niet gek genoeg. Wat hij zegt is weinig meer dan gebakken lucht, gevat in een overdaad aan dikdoenerige woorden
Als consultant is hij gespecialiseerd in het adviseren over winkelinrichtingen en wordt niet moe om keer op keer opnieuw te benadrukken dat hij betrokken was bij de vormgeving en inrichting van de Westfield Mall of the Netherlands, het golfvormige winkelcentrum langs de A4 bij Utrecht.
Persoonlijke titel
Op een dag ontvangt hij een mailtje van ene H. Fritzen die hem uitnodigt om ‘op persoonlijke titel’ een keer te komen praten in het kantoor van Fritzen, dat gevestigd is in De Rode Olifant. Geen enkele aanduiding wat de bedoeling van dat ‘praten’ zou moeten zijn. Onze naamloze consultant is geïnteresseerd, maar het duurt een tijdje voordat hij Fritzen ook werkelijk te spreken krijgt. In zijn pogingen om vóór die tijd alvast meer te weten te komen, belt hij zijn oude vriend Pim die in min of meer dezelfde branche actief is. En die herinnert hem in de loop van het gesprek aan Anna, een schoolliefde van zowel Pim als van onze hoofdpersoon.
Parallel volgen we vervolgens de ontwikkelingen met Fritzen én die met de teruggevonden Anna.
Au bonheur des dames
Rijkelijk strooit onze consultant met belangrijke namen, rapporten, boekwerken. Van Emile Zola die volgens hem in zijn roman Au bonheur des dames al het wezen van het warenhuis te pakken had, tot Andy Warhol, wiens Warhol Store in Amerika hij zelfs ergens halverwege het boek bezoekt. Regelmatig heb je de indruk dat ’t Hart bij al die namen en plaatsen op hol geslagen is in zijn fantasie, maar dan ontdek je bij een controle op internet toch opeens dat er wel degelijk een Paco Underhill bestaat en dat die werkelijk het standaardboekwerk Why we buy geschreven heeft. Het brengt je als lezer in permanente verwarring: wat is echt, wat is kolder?
Windbuil
En al lezend vraag je je steeds af: wat heeft deze windbuil nou misdaan dat hij een advocaat nodig heeft? En waarom heeft Fritzen hem in godsnaam benaderd, wat wil hij nou eigenlijk?
Al met al is De rode olifant een knappe pastiche op de vele bestaande en niet-bestaande managementboeken waaruit ’t Hart met een onnavolgbaar gevoel voor taal citeert. Maar op een gegeven moment wordt dat, hoe knap geschreven het ook is, toch ook wel een tikkeltje vervelend. Al maakt het einde dan toch ook wel weer veel goed.
Sonja de Jong
Kees ’t Hart – De Rode Olifant. Querido, ISBN 978 90 214 8815 8, 256 pagina’s, € 22,99, maart 2025.