Brieven aan ’t Hooge Nest - Roxane van Iperen
‘Wanneer er gevochten moet worden, moet er maar gevochten worden’
Bespiegelingen en reacties over ‘t Hooge Nest’ en de dappere houding van Pabus Cleveringa en Janny Brilleslijper en het afschuwelijke lot van de 1200 patienten van het Apeldoornsche Bosch
In dit boek heeft de schrijfster van ’t Hooge Nest brieven en bespiegelingen verzameld die na de publicatie van het boek, waarvan de eerste druk in november 2018 verscheen en de dertigste in juni 2021. Maar ook bevat het boek haar 4 mei-lezing Stemmen uit het diepe, die ze 4 mei 2021 uitsprak in de Nieuwe Kerk in Amsterdam, de Cleveringa-lezing die ze hield en het aangrijpende relaas over de psychiatrische instelling Het Apeldoornsche Bos in 1943. Dat al eerder in 2019 was gepubliceerd in Vrij Nederland. Ze vormen, zoals dat wordt omschreven, ‘een reflectie op de realiteit van onderdrukking, wegkijken, moed en medemenselijkheid’. De moed van de zusjes Lien en Janny Brilleslijper zoals ze toonden in ’t Hooge Nest door zoveel mensen te helpen bij het onderduiken, maar ook later als steun bij lotgenoten in de concentratiekampen, heeft laten zien dat hun werk niet voor niets is geweest en anderen heeft geïnspireerd om te reageren.
In haar 4 mei-lezing licht Roxane van Iperen als een tipje op van de sluier door te vertellen over Rudolf Vrba. Wij was een van de vijf gevangenen die de deportatie van 1200 psychiatrische patiënten en 50 medische verzorgers uit Het Apeldoornsche Bos naar Auschwitz-Birkenau overleefde. Hij herinnerde het zich goed. Velen van hen al dagen dood in de trein, want ze lagen op elkaar op matrassen gestapeld in de goederenwagons. Maar wat hem nog meer met afgrijzen vervulde was de staat waarin de levenden zich bevonden. Sal van Son kon zich nog net op tijd wegscheren, voordat de vrachtwagens van Haupsturmführer Aus der Fünten het terrein bereikten. Die heeft op 11 januari 1943 al besloten dat de patiënten het veld moeten ruimen. Het complex is ideaal als hersteloord voor zijn Waffen-SS-mannen. Op 19 januari moet het ‘Judenrein’ gemaakt worden. En zo geschiedt. Vijftig personeelsleden gaan mee met de 1200 patiënten, waaronder twintig verpleegsters. Ze worden in veewagens gejaagd. Er is geen sluitende administratie, omdat de trein niet via Westerbork reed. Wat er met hen gebeurde in Auschwitz? Dr. Jacques Presser schrijft dat het hele transport onmiddellijk is vergast, dr. Loe de Jong veronderstelt dat die stap wordt overgeslagen en dat de lijken meteen in vuurkuilen worden gestort net als de nog levende patiënten. Levend in de vlammen gegooid, met een lading hout en petroleum in hun kielzog. Behalve de documentaire Veilig in het Bosch uit 2014, waarin betrokkenen die vroeger vrienden op het terrein hadden vertellen dat hun ouders er niet over konden of wilden praten. Decennia was dit onderwerp taboe, laat staan dat het in de rest van Nederland bekend was.
In 1990 is nog een monument opgericht voor Het Apeldoornse Bosch: een gedenkmuur in het Prinsenpark met daarop een gedicht van Ida Gerhardt. Sinds januari 2013 staan de namen van 1069 namen nu in de digitale database van kamp Westerbork, het Joods Monument en Yad Vashem in Jeruzalem. In januari is de jaarlijkse herdenking van de slachtoffers van het Apeldoornse Bosch. Sal Son was er altijd bij, tot zijn overlijden op 4 april 2021. Hij werd 98 jaar.
Bijzonder is ook de Cleveringa-lezing waarin Roxane van Iperen de moed van hoogleraar rechtsgeleerdheid Rudolph Pabus Cleveringa prees toen hij op 26 november 1940 een protestrede uitsprak tegen de Duitse bezetter. Die zijn Joodse collega’s van hun functie bij de universiteit Leiden wilde ontheffen. Dat deed hij – net als Janny Brilleslijper – met gevaar voor eigen leven. Niemand protesteerde tegen het ontslag van zijn twee collega’s, de hoogleraren Meijers en Simons. En hoe kon het dat Janny Brilleslijper ondanks dat ze verzwakt en vernederd werd door ‘de engel des doods’ Josef Mengele deed wat ze deed? Ze zei: ‘Wanneer er gevochten moet worden, moet er maar gevochten worden. Je kunt je zelf ook niets wijsmaken. We stonden ervoor. We hebben gedaan wat we moesten doen, wat we konden doen. Niet meer en niet minder.’
In de brieven worden herinneringen opgehaald door lezers, vrienden en kennissen van de mensen die in ’t Hooge Nest voorkomen. Familieleden van dokter Van den Berg in Huizen, waar Janny, vergezeld door SD’er Punt, met de drie kinderen aankwam, die Godzijdank tijdelijk bij hem terecht konden (Robbie en Liselotte) en Kathinka bij dokter Schaberg. Maar ook schrijft iemand over verzetsheld Jan Hemelrijk, bij wie hij als student een jaar statistiek volgde in 19711972, maar het vak vond deze Martin Spanjaaard vreselijk. Niettemin was hij zeer gefascineerd door de metingen die Jan deed met een grote electro-mechanische rekenmachine van Zweedse makkelijk (Facit) op de lange houten tafelkast voor in de collegezaal. Hij liet het ding bijvoorbeeld 10-factulteit uitrekenen of een 5de machtswortel van een groot getal. Hij liet het apparaat pas stoppen als het uitgerateld was en het antwoord te lezen. Zakjapanners bestonden nog niet – de eerste was van Hewlett Packard en die kostte fl. 750. Onbetaalbaar voor een watertandende eerstejaars student als Martin, die zich van Jan Hemelrijk herinnert dat hij ‘een slimme, sympathieke man was met humor.’
De auteur
Roxane van Iperen (Nijmegen, 1976) is auteur en jurist. In 2016 verscheen haar debuutroman Schuim der aarde, waarmee ze de Hebban Debuutprijs won. In 2018 volgde ‘t Hooge Nest, dat bekroond werd met de Opzij Literatuurprijs 2019 en op de shortlist van de NS Publieksprijs 2020 stond. In 2021 schreef Van Iperen het Boekenweekessay De genocidefax en verzorgde ze de 4-meilezing. Van Iperen heeft een vaste column over macht in Vrij Nederland en schrijft voor diverse media.
Roxane van Iperen – Brieven aan ’t Hooge Nest – 160 pagina’s, ISBN 978 90 486298 6, gebonden, uitgeverij Lebowski, € 19,99, 2021